In de Eerste Wereldoorlog werd er veel over de grens gesmokkeld vanuit Nederland. In deze longread schrijft de Koninklijke Bibliotheek over de berichten die in de kranten verschenen over smokkel.

door de Koninklijke Bibliotheek

smokkel

Smokkel of sluikhandel aan de Nederlandse grenzen is van alle tijden. Prijsverschillen maken het lucratief goederen illegaal in of uit te voeren. Begin augustus 1914 zette de Eerste Wereldoorlog die handel echter op scherp. De kranten stonden vol berichten over smokkelarij. 

Nederland moest nadrukkelijker de grenzen bewaken en beperkte het personenverkeer. Er volgde een uitvoerverbod voor levensmiddelen, brandstoffen en oorlogsmateriaal. Allemaal zaken die Duitsland hard nodig had en waarvoor de oosterburen goed betaalden.

Jan Sluijters, Eeuwige post aan de grenzen, 1915

aan de grens

De bovenstaande tekening stond in augustus 1915 op de voorpagina van De Nieuwe Amsterdammer. De grenswachten staan te suffen bij een grenspaal. De afbeelding wekt de indruk dat er aan de grens niets gebeurde. Maar was dat wel zo?

Ondanks het uitvoerverbod ‘verdwenen’ meteen na het begin van de oorlog flinke hoeveelheden meel, tabak, rijst, spek, benzine, margarine, worst, brood, kaas, mais, vetten, zeep, terpentijn en veel meer over de grens naar Duitsland en België. De bestaande smokkelbendes en ‘nieuwbakken’ smokkelaars incasseerden flinke bedragen. Doordat ook in de grensstreek als gevolg van de oorlog bedrijven stilvielen, ontstond er werkloosheid. Daardoor kwam ‘personeel’ beschikbaar voor de sluikhandel.

Leeuwarder Courant, 3 september 1914

Paarden zeer gewild

Het Nederlandse leger had bij de mobilisatie paarden gevorderd. Het Duitse leger had dat ook gedaan. De paarden waren namelijk hard nodig bij de opmars door België en Frankrijk. Duitse landbouwers en bedrijven in de grensstreek boden flinke bedragen voor paarden uit Nederland. Nederlandse grenswachten betrapten herhaaldelijk smokkelaars die paarden probeerden te verhandelen. Die illegale uitvoer bleef maandenlang big business en zou pas tegen het eind van 1915 afnemen.

smokkelaars in alle soorten en maten

Niet alleen mannen smokkelden. In Noord-Limburg verborgen bijvoorbeeld enkele vrouwen en meisjes zakjes meel onder hun rokken en verkochten die in Duitsland. Zij werden betrapt in augustus 1915.

Van geheel andere orde was een rechtszaak in Arnhem. Twee stoomboot-kapiteins wilden 600.000 kilo margarine en 718 vaten lijnolie naar Duitsland vervoeren. Hun plan was om bij Lobith aan te meren, zogenaamd in afwachting van ‘de voor uitvoer noodige papieren’. Voor de rechtbank wezen echter wel veel feiten op ‘een poging tot verboden uitvoer’  (Arnhemsche Courant, 25 februari 1916).

Uit: De Tijd, 16 november 1914 [twee regels zijn omgewisseld]

smokkeltrucs

Natuurlijk probeerden smokkelaars de grenswachten te slim af te zijn. Daarom opereerden ze veelal ’s nachts in gebieden met bossen en heuvels, waar ze de sluiproutes kenden. Ook overdag meldden passanten zich dagelijks aan de grensposten. Dan bleek hoe vernuftig smokkelaars hun waar hadden verborgen. Dubbele bodems in kistjes, onschuldig uitziende tassen, worst verstopt in een uitgehold houten been, overal weggemoffelde pakjes en flessen. De vindingrijkheid en onnozelheid waren verbazingwekkend.

Over land, over water

Het eenvoudigste was om met de handel over de grens te stappen, maar sommige smokkelaars kozen ervoor met kleine of grote vaartuigen naar Duitsland te varen. Het Nieuwsblad van Friesland (31 december 1915) maande schippers om niet op verdachte aanbiedingen en geruststellende praatjes in te gaan. Met smokkelen schaadden die schippers hun eigen naam en het landsbelang. Alle uitgevoerde waar ging immers voor Nederland verloren.

Uit: Nederland in den oorlogstijd, 1920

smokkel per spoor

Ook de trein bood mogelijkheden. Een voorbeeld hiervan is een Duits operagezelschap dat in Arnhem had opgetreden. Op de terugreis inspecteerde de douane de wagons. Tussen en in de requisieten van de voorstelling zat allerlei smokkelwaar verborgen. De acteurs zelf hadden ook verboden spullen bij zich. De douane nam de goederen in beslag en de betrapte acteurs moesten achterblijven in Zevenaar (Nieuwsblad van het Noorden, 8 mei 1916). Hier betrof het een bijzonder gezelschap, maar talloze anderen probeerden per trein de grens te passeren met verboden artikelen.

Maatregelen tegen smokkel

De Nederlandse regering had begin augustus 1914 langs de zuidgrens een staat van beleg afgekondigd. Een aantal weken daarna gebeurde hetzelfde aan de oostgrens, mede om smokkelen tegen te gaan. Het werd spoedig duidelijk dat de sluikhandel onbeheersbaar dreigde te worden. Een probleem bij de grensbewaking was dat er functionarissen betrokken waren met verschillende bevoegdheden. Het verschilde van geval tot geval wie een beambte aan mocht houden. Dat maakte het bestrijden van smokkel ingewikkeld (Algemeen Handelsblad, 21 oktober 1914).

Uit: Algemeen Handelsblad, 21 oktober 1914

Drastische maatregelen

Om het grensverkeer tussen Nederland en België beter te beheersen nam de Duitse bezetter een drastische maatregel: van Zeeuws-Vlaanderen tot aan Vaals kwam langs de grens een elektrische draadversperring met 2000 volt. De geringste aanraking was dodelijk. De aanleg van deze zogeheten 'dodendraad' begon in het voorjaar van 1915. Op sommige punten was er een gecontroleerde doorgang. Tot aan november 1918 moet de dodendraad meer dan tweeduizend slachtoffers hebben geëist, naast allerlei dieren die er ongelukkigerwijs mee in aanraking kwamen. Sluikhandelaren vonden echter toch methoden om de draad passeren.

ambivalentie

De Duitse houding tegenover het illegale grensverkeer was ambivalent. Enerzijds bestond een enorme vrees voor spionnen, aan de andere kant had Duitsland de gesmokkelde etens- en andere waren hard nodig. Wat de bestrijding van smokkel compliceerde, was dat niet alle Duitse grenswachten eerlijk waren. Zo werden drie Duitse soldaten bij Broek-Sittard aangehouden die meel smokkelden. Bij Beek betrapten grenswachten in maart 1915 zeven smokkelaars en voorkwamen dat twee paarden de grens passeerden. Toch ‘ontsnapten’ vier paarden. Wat de zaak opvallend maakte was het gerucht dat "de Duitsche grenswacht de meest mogelijke hulp [verleent] bij deze karweitjes". Eind april 1915 verscheen weer een bericht over Duitse soldaten, te zien op onderstaande afbeelding.

Uit: De Telegraaf, 30 april 1915

Nederlandse militairen in de fout

Voor Nederlandse soldaten kon de verleiding ook groot zijn. Zes soldaten die begin september 1916 aan de grens wachtliepen, hadden bij Ter Apel tegen betaling smokkelaars geholpen en waren daarom gearresteerd. Aan de Belgische grens doorzochten ambtenaren een foeragewagen (militair voertuig); onder het hooi zat 450 kilo plantenvet verborgen. De begeleidende onderofficier en een collega werden gearresteerd (De Telegraaf, 3 oktober 1916).

dodelijke afloop

Niet alle militairen smokkelden zelf of lieten het oogluikend toe, ookveel militairen grepen in. Zij hadden opdracht om verdachte personen aan te houden. Wanneer die probeerden te ontkomen moesten de grenswachten hun wapens gebruiken. Regelmatig schoten militairen smokkelaars neer, waarbij gewonden en doden vielen. De Nieuwe Tilburgsche Courant berichtte daarover, te zien in het onderstaande krantenbericht.

Uit: Nieuwe Tilburgsche Courant, 5 februari 1915

vuurgevechten

In veel gevallen waren de bendes bewapend, zodat de patrouilles evenzeer gevaar liepen. Dat leidde tot vuurgevechten aan de grens, waarbij over en weer werd geschoten. Enkele malen kwamen daarbij grenswachten om. Zo schoot in januari 1915 een smokkelaarster een grenswacht dood. Tot november 1918 verloren in totaal honderden smokkelaars het leven.

Het 'Twentsch dagblad Tubantia' berichtte over een vuurgevecht aan de grens. Uit: Twentsch Dagblad Tubantia, 19 november 1915

Publieke opinie over smokkelen

Smokkelen mocht voor de betrokkenen winstgevend zijn, velen beseften al snel dat het Nederland kon schaden. Indien oorlogvoerende landen vermoedden dat Nederland naar een vijandelijk land te veel exporteerde, waren "represaillemaatregelen te wachten". Anderen zagen hoe brave landgenoten afgleden en zich met smokkelaars inlieten. Ze kregen er goed geld voor, maar soms werden ze aangehouden of erger. De smokkelaar dreigde te vervreemden van de "normalen, geregelden arbeid". Voor "zijn gezin is hij een ramp", omdat hij zijn zo verdiende geld omzette in drank "Hier dreigt een deel onzer bevolking een zedelijk verval, waarvan de gevolgen nog lang na de oorlog zullen nawerken" (Leeuwarder Courant, 15 november 1915).

Uit: Nederland in den oorlogstijd, 1920

Berechting van smokkelaars

Smokkelaars die waren aangehouden kwamen voor het gerecht. Wanneer hun misdrijf bewezen was kregen zij een boete of gevangenisstraf.  Soms werden op één dag vele tientallen personen gedagvaard. Omdat het weken kon duren voordat hun zaak voorkwam, zetten de verdachten in de tussentijd gewoon hun praktijk voort. In 1915 werden zo’n 37.000 processen-verbaal voor smokkelen opgemaakt.

Uit: Nieuwe Veendammer Courant, 6 november 1915

Nijpende situatie

Omdat de Engelse vloot al vanaf het begin van de oorlog de Duitse havens van Hamburg en Bremen blokkeerde, was de Duitse import sterk verminderd. Het land probeerde op alle manieren goederen te verkrijgen. Duitsland plunderde het bezette België, maar ook was de legale en illegale handel via Nederland van belang om te overleven. Smokkelen naar Duitsland en België bleef daarom winstgevend.

Ook de Duitse bevolking kreeg het zwaar te verduren. Een Nederlander die naar huis reisde hoorde bij een grenspost van keurige Duitse burgers: “Ach, Herr Holländer, breng wat eten voor ons mee, als u weer naar hier komt ...”. Dit gebeurde in mei 1916. De oorlog zou toen nog twee en een half jaar duren, en daardoor de omvangrijke smokkelpraktijken ook.

KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK

Dit is een bijdrage van de Koninklijke Bibliotheek (KB). Regelmatig publiceren KB-medewerkers achtergrondartikelen over Nederland en de Eerste Wereldoorlog met behulp van gedigitaliseerde kranten uit het digitale archief Delpher. Zie ook de andere bijdragen van de Koninklijke Bibliotheek: