Streven naar vrede

28 augustus 1913

In het Vredespaleis te Den Haag neemt Het Permanent Hof van Arbitrage zijn intrek, een internationaal gerechtshof dat landen de mogelijkheid biedt hun conflicten vreedzaam op te lossen. Het instituut past bij het Nederlandse streven naar vrede: het kleine land heeft vanwege de overzeese handel en de koloniën belang bij rust en overleg. Nederland kiest er al decennialang voor om bij conflicten neutraal te blijven. Ook vredesconferenties in de hofstad in 1899 en 1907 maken Den Haag tot een logische locatie.

Maar de spanningen in Europa lopen op. Vooral op de Balkan is het al tijden onrustig. Het grote Oostenrijk-Hongarije en het Osmaanse Rijk hebben daar te maken met nationalistische bewegingen die strijden voor eigen staten en gebiedsuitbreiding. Soms krijgen ze steun van Rusland, soms vechten ze tegen elkaar. Er vormen zich twee machtsblokken die zich in een wapenwedloop storten. Nog geen jaar na de opening van het Vredespaleis slaat de vlam in de pan.

Reportage over de Eerste Wereldoorlogoorlog en van de aanloop naar deze oorlog. 1924. EYE Film Instituut Nederland, Production company: Universal (Verenigde Staten)

Aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophie, vlak voor ze werden doodgeschoten door de Servische nationalist Gavrilo Prinzip. Sarajevo, 28 juni 1914. Foto Hollandse Hoogte/Corbis

Internationaal kader

De Centralen tegenover de Geallieerden

Het conflict kent twee kampen. Oostenrijk-Hongarije krijgt steun van Duitsland en later het Osmaanse Rijk en Bulgarije. Deze Centralen staan tegenover de Geallieerden – onder andere Frankrijk, het Britse Rijk, Rusland, België, Servië en later Italië en de Verenigde Staten. Veel landen hebben overzeese gebiedsdelen of een grote invloedssfeer. Er ontstaan daardoor wereldwijd brandhaarden. Naast een westfront en oostfront in Europa zijn er gevechten in Afrika, het Midden-Oosten en Azië. Ook strijden er in Europa soldaten uit de koloniën mee. In 1918 zijn 1,5 miljard mensen uit 33 landen met elkaar in oorlog; zo’n tachtig procent van de wereldbevolking.

Een kettingreactie

28 juni 1914

De Oostenrijk-Hongaarse troonopvolger Franz Ferdinand brengt met zijn vrouw Sophie een bezoek aan Bosnië, onderdeel van het Keizerrijk. Daar is het al tijden onrustig. Een opstandige Servische minderheid pleit voor een onafhankelijke staat Joegoslavië of aansluiting bij buurland Servië. Enkele leden van een Servische nationalistische organisatie besluiten dat de troonopvolger Sarajevo niet levend zal verlaten. Een bomaanslag op de auto van het prinselijk paar mislukt, een pistool treft even later wel doel. Franz en Sophie sterven aan hun verwondingen.

Oostenrijk-Hongarije eist genoegdoening en verklaart Servië op 28 juli de oorlog. Er volgt een kettingreactie. Bondgenootschappen, nationalistisch getinte spanningen en tegengestelde belangen zorgen ervoor dat veel Europese landen zich met naïeve verwachtingen en vol overgave in de strijd mengen. Er is geen houden meer aan. De Grote Oorlog is begonnen.

Cartoon die spot met de Nederlandse neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een Nederlandse matroos wordt door verschillende mooie vrouwen (de oorlogsvoerende landen) benaderd. Datum onbekend. Foto HH/Spaarnestad Photo

Nederland blijft neutraal

'Wij verlangen alleen, dat men ons met rust zal laten'; schrijft dagblad NRC op 1 augustus 1914. Nederland is helder over zijn positie; het land wenst neutraal te blijven. De grootste dreiging komt van Duitsland, dat mogelijk via Limburg wil doorstoten naar België en Frankrijk. De Duitsers en Britten geven na enkele oorlogsdagen aan de neutraliteit van Nederland te respecteren, maar alleen zolang die neutraliteit hun tegenstanders niet bevoordeelt. Daarom moet er tijdens de oorlog voortdurend worden geschipperd om beide partijen tevreden te houden. Dat gaat soms maar net goed. In maart 1916 gaat bijvoorbeeld het gerucht van een Britse invasie en in 1918 eisen de Duitsers vrije doorgang van hun transporten door Limburg.

Internationaal kader

Voedsel, grondstoffen en krijgsgevangenen

Nederland is niet het enige neutrale land tijdens de Eerste Wereldoorlog. In Europa blijven ook Denemarken, Noorwegen, Zweden, Spanje en Zwitserland buiten het conflict. De oorlogvoerende landen hebben hierbij soms belang. Via Nederland worden bijvoorbeeld krijgsgevangenen uitgewisseld. Ook levert het voedsel, grondstoffen en financiële diensten aan de strijdende partijen.

Mobilisatie en verveling

1 augustus 1914

Fragment uit de Leger en Vlootfilm uit 1917 door Willy Mullens. Dit was een propagandafilm over het Nederlandse leger. Nederlands Instistuut voor Beeld en Geluid

Internationaal kader

Mata Hari, dubbelspionne of onschuldig?

Tijdens de oorlog zijn in Nederland veel buitenlandse spionnen te vinden, vooral in Rotterdam. Engelse en Duitse inlichtingendiensten rekruteren ook Nederlanders, die door de neutrale status immers vrij kunnen reizen. Een deel van hen wordt in het buitenland ontmaskerd als (dubbel)spion. Het beroemdst is de Friese Margaretha Zelle (1879-1917), een exotische danseres die beter bekend is onder haar podiumnaam Mata Hari. Ze zou voor Duitsland en Frankrijk hebben gespioneerd. De Fransen executeren haar op 15 oktober 1917.

Om een inval te voorkomen mobiliseert Nederland als een van de eerste Europese landen op 1 augustus 1914 het leger. Ongeveer 200.000 mannen melden zich in kazernes en worden naar de grenzen van het land en naar belangrijke verdedigingswerken als de Waterlinie en de Stelling van Amsterdam gebracht. De boodschap: Nederland neemt zijn neutraliteit serieus en is bereid die te verdedigen.

De landmacht houdt zich tijdens de oorlogsjaren bezig met grensbewaking, de opvang van vluchtelingen en geïnterneerde soldaten en de bestrijding van smokkel en spionage. De marine richt zich op de verdediging van Nederlands-Indië, patrouilleert langs de kust en veegt mijnen op zee. Maar bij gebrek aan echte oorlogshandelingen slaat de verveling onder de troepen toe. De verveling wordt tegengegaan door sportwedstrijden en onderwijs. Ook krijgen de soldaten naarmate de oorlog vordert vaker verlof om hun vrouwen en familie op te zoeken en terug naar hun bedrijven en akkers te gaan.

Belgische vluchtelingen in Bergen op Zoom onder begeleiding van een verpleegster van het Rode Kruis (bovenop, met een mof). Foto Het Markiezenhof, Bergen op Zoom

Een miljoen Belgen slaat op de vlucht

10 oktober 1914

Begin augustus 1914 breekt de strijd los. De Duitsers vallen Luxemburg en België binnen. Leuven wordt in brand gestoken en op 10 oktober 1914 valt ook Antwerpen in Duitse handen. Een miljoen Belgische burgers en militairen slaat op de vlucht naar Nederland, dat zelf ruim zes miljoen inwoners telt. De opvang van de enorme vluchtelingenstroom verloopt goed. Lokale comités en particulieren bieden spontaan huisvesting en hulp.

Naarmate de oorlog vordert keren veel vluchtelingen weer terug. Uiteindelijk brengen ongeveer tachtigduizend Belgen de vier oorlogsjaren in Nederland door. Veel van de burgervluchtelingen komen terecht in ‘vluchtoorden’, kleine speciaal gebouwde nederzettingen met een postkantoor, ziekenhuis en kerk, kinderopvang, winkels en zelfs een leeszaal. De gevluchte Belgische militairen worden ontwapend en ondergebracht in interneringskampen. Ook voor Britse en Duitse militairen zijn er kampen.

Persoonlijk verhaal

Met een dikgezwollen pakje naar België

Niet alle handel met bezet België is smokkel; per persoon mag van een product twee kilo mee de grens over. Voor veel Nederlandse gezinnen is dat een welkome aanvulling op het inkomen. In augustus 1915 beschrijft De Telegraaf zo’n groep: ‘Wagens en karren van allerlei aard en grootte, alles wat maar wielen heeft, knarsend en krakend onder het gewicht van een drie maal te zware lading; fietsers bij honderden en honderden, allen met pakken op hun rug of aan hun stuurstang vastgemaakt, en voetreizigers, mannen, vrouwen en kinderen bij duizenden; vooral kinderen! Wolken van kinderen, allen met een dikgezwollen pakje, als ze naar België gaan, en met een ledig zakje als ze terugkomen.’

Kamp voor vluchtelingen bij Gouda, 1916. EYE Film Instituut Nederland, Production company: onbekend.

Internationaal kader

De dodendraad

Vanaf het voorjaar van 1915 werkt de Duitse bezetter in België langs de grens met Nederland aan ‘De Draad’, een driehonderd kilometer lange prikkeldraadversperring die onder tweeduizend volt staat. De ‘dodendraad’ moet smokkel en spionage tegengaan en ervoor zorgen dat mannen uit bezet België zich niet via Nederland en Groot-Brittannië aansluiten bij het Belgische leger. Dat vecht inmiddels in de Belgisch-Franse grensstreek in de loopgraven tegen de Duitsers. Het westelijk front loopt vanaf eind 1914 van de Vlaamse kust tot aan Zwitserland. Het verandert ondanks enorme offensieven en de inzet van gifgas in vier jaar tijd nauwelijks van plaats.

Aanhouding van een burger door de douane. 1917. Foto Regionaal archief Nijmegen

Noodgeld en bruinbrood

De eerste oorlogsdagen leiden in Nederland tot paniek. De Amsterdamse beurs sluit direct na de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije aan Servië. Veel spaarders halen uit angst hun geld van de bank en cafés nemen alleen nog waardevast muntgeld aan en accepteren niet langer bankbiljetten. Het geldverkeer loopt vast. Om de economie tot rust te brengen neemt De Nederlandse Bank maatregelen: de uitvoer van goud wordt verboden en er komt noodgeld ter vervanging van het opgepotte muntgeld, de zilverbons. Ook particulieren nemen initiatieven. Koningin Wilhelmina (1880-1962) levert bijvoorbeeld persoonlijk een bijdrage. De vorstin doneert geld, wol en kledingstukken aan een nieuw Nationaal Steunfonds dat hulpbehoevende gezinnen ondersteunt.

Een groepsportret van het Bestuur van de Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij te Amsterdam in de jaren 1914-1919 Schilderij door Antoon van Welie. Afbeelding Rijksmuseum Amsterdam

De rust wordt vooral bevorderd door de op 24 november 1914 opgerichte particuliere ‘Nederlandsche Overzeese Trustmaatschappij’. Deze door belangrijke ondernemers, bankiers en reders geleide organisatie maakt afspraken met de Britten. Die proberen door een economische blokkade Duitsland op de knieën te dwingen. Nederlandse importeurs laten voortaan hun schepen controleren en beloven dat de ladingen alleen voor Nederlands gebruik zijn. Het systeem werkt de eerste twee oorlogsjaren redelijk. De meeste Nederlanders merken alleen dat levensmiddelen duurder worden. Soms wordt het geliefde wittebrood gedwongen vervangen door bruinbrood.

Pers en propaganda

In de Nederlandse huiskamers wordt het verloop van de oorlog nauwgezet gevolgd. Kranten schenken volop aandacht aan de ontwikkelingen en gevolgen van de Grote Oorlog. De Nederlandse regering maant echter tot terughoudendheid in de verslaggeving. Te veel positieve of negatieve aandacht voor een van de strijdende partijen kan gevaarlijk zijn voor de toch al wankele Nederlandse neutraliteit. Niet iedereen houdt zich aan de gevraagde voorzichtigheid. Bovendien hebben sommige kranten en hun journalisten voorkeuren of laten ze zich omkopen.

Oorlogshandelingen of -misdaden zijn ook van invloed op het bekennen van kleur. Louis Raemaekers, politiek illustrator van de anti-Duitse De Telegraaf, laat in zijn tekeningen geen misverstand over zijn ideeën bestaan. Regelmatig moet de Duitse keizer het ontgelden, en de krant omschrijft de Centralen als ‘een troep gewetenloze schurken, die de oorlog hebben veroorzaakt’. In december 1915 volgt de arrestatie van de hoofdredacteur, die na zeventien dagen weer wordt vrijgelaten.

Fotografie en film zeggen vaak meer dan woorden. In geïllustreerde tijdschriften zoals De Prins, De Katholieke Illustratie, Panorama en Het Leven is veel ruimte voor beeldverslagen. En in de bioscopen zien Nederlanders oorlogsbeelden in films uit Engeland, Frankrijk en Duitsland. Deze berichtgeving is vaak sterk gekleurd. De Nederlandse pers probeert over het algemeen juist neutraal te berichten.




Internationaal kader

De felle prenten van Raemaekers

Na zijn dood schrijft de New York Times dat tekenaar Louis Raemaekers (1869-1956) de enige privépersoon is die werkelijk grote invloed heeft uitgeoefend op de Eerste Wereldoorlog. De eerste maanden van de oorlog grijpen hem sterk aan. Na de vernietigingen in België maakt hij felle anti-Duitse prenten. Ze slaan aan in Frankrijk en Engeland. Een uitgever in Londen bundelt zijn werk, dat vervolgens in achttien talen verschijnt. Veel geallieerde soldaten krijgen zijn tekeningen mee naar het front, in de vorm van boekjes of gedrukt op pakjes sigaretten. De Duitsers zijn minder te spreken over zijn werk. Ze stellen kritische vragen aan de Nederlandse regering en in 1915 gaat het gerucht dat ze een flinke prijs op zijn hoofd hebben gezet.

Spotprent uit de Nieuwe Amsterdammer 'Hoofdredacteur van de Telegraaf in hechtenis' Afbeelding BeeldbankWO2/NIOD

Schaarste en onrust overzee

Het Nederlands imperium omvat ook Suriname, de Nederlandse Antillen en Nederlands Indië, het huidige Indonesië. De oorlog maakt duidelijk dat Nederland voor de contacten met zijn kolonies sterk afhankelijk is van andere landen. De Britten controleren bijvoorbeeld het post- en telegraafverkeer met Indië, en net als in Europa beperken ze de import en export. Ook wordt personenvervoer steeds lastiger, vooral door de gevaarlijke Duitse duikboten. Indië verscheept zijn suiker, rijst, olie, katoen, tabak, thee en peper niet langer naar Europa maar probeert het in de eigen regio te verkopen. Het zorgt voor schaarste in Nederland en in de kolonie ontstaat een gebrek aan machines en medische apparatuur. Vanaf 1916 neemt de schaarste toe. De export komt in het laatste oorlogsjaar vrijwel geheel stil te liggen. Er dreigt hongersnood en grote onrust.

Dat het koloniale leger niet groot genoeg is om een inval af te slaan, leidt tot kopzorgen bij de bevelhebbers: moeten ze voortaan grote aantallen Javanen trainen en bewapenen? Die kunnen zich immers ook tegen de kolonisator keren. De angst wordt versterkt omdat rond deze tijd de eerste nationalistische organisaties ontstaan. Dat is in Caraïbisch Nederland veel minder aan de orde. Daar geeft het wegvallen van handel en communicatie wel een impuls aan de kleinschalige landbouw.

Mannen, ondermeer militairen van het KNIL, vermoedelijk in een bivak in Nederlands-Indië. Circa 1915. Foto KITLV

Internationaal kader

Dubbelspel door Lawrence of Arabia

Al snel na het uitbreken van de oorlog wordt in Afrika gevochten tussen Duitse en Britse koloniale legers. Vanaf 1916 vormt ook het Midden-Oosten een belangrijk strijdtoneel. De Britse officier T.E. Lawrence (1888-1935), beter bekend als Lawrence of Arabia, slaagt erin Arabieren in het Osmaanse Rijk in opstand te brengen. De Britten spelen dubbelspel: ze beloven onafhankelijkheid, maar spreken datzelfde jaar met de Fransen af de regio samen te verdelen. Net als de Duitse kolonies worden deze gebieden na de oorlog mandaatgebieden; in feite vallen ze onder gezag van de Europese overwinnaars. Frankrijk krijgt het voor het zeggen in het huidige Syrië en Libanon, de Britten in het huidige Irak en Jordanië. Ook wat betreft Palestina doen de Britten dubbele toezeggingen aan Arabieren en Joden die op zoek zijn naar een eigen staat.

Internationaal kader

Vrouwen niet langer onmondig

De Eerste Wereldoorlog wordt uitgevochten door mannen. De lege plekken die zij achterlaten in de fabriek, op het land en op de werkvloer worden veelal ingevuld door vrouwen. Zij houden de economie op gang nu hun mannen en zonen weg zijn, soms voorgoed. Maar op papier zijn vrouwen meestal onmondig; in veel landen is het kiesrecht voorbehouden aan volwassen mannen met een minimum aan inkomen of opleiding. De Grote Oorlog zorgt voor verandering. Onder andere in Duitsland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten wordt rond het einde van de oorlog het algemeen kiesrecht ingevoerd.

Kiesrecht en Afsluitdijk

De politieke eensgezindheid die Nederland nodig heeft om de neutraliteit te behouden levert enkele maatregelen op die tot op de dag van vandaag merkbaar en zichtbaar zijn. Zo komt een einde aan vraagstukken rond bijzonder onderwijs en het algemeen kiesrecht (1917). De schaarste legt het belang van een georganiseerde voedselvoorziening bloot. Mede als gevolg van een watersnoodramp twee jaar eerder wordt in 1918 eindelijk de Zuiderzeewet aangenomen. Grote delen van het IJsselmeer zouden ingepolderd worden door eerst een dam aan te leggen, de intussen wereldberoemde Afsluitdijk (1932). Het moet tienduizenden hectare landbouwgrond opleveren.

De aanleg van de afsluitdijk. Circa 1927. Foto Nieuwland Erfgoed

Eenheidsworst, volksbiscuit en Aardappeloproer

Vanaf 1917 komt de oorlog voor Nederland veel dichterbij. Duitse onderzeeboten en Britse mijnen hinderen meer en meer de zeehandel en visserij. Zonder importen van overzee beschikt Nederland niet over belangrijke grond- en hulpstoffen, waardoor de binnenlandse productie terugloopt. Er ontstaan nu grote tekorten en de prijzen stijgen. Graan wordt schaars, aardappels zijn intussen twee keer zo duur als een jaar eerder, vlees wordt zeldzaam en veel goederen zijn nu op rantsoen en alleen met bonnen verkrijgbaar. In de laatste oorlogsmaanden gaat het om meer dan vijftig producten, zoals benzine, uien, hout, metaal, zeep en textiel.





Internationaal kader

Duikbootoorlog en blokkade

Vanaf februari 1917 beschieten Duitse onderzeeboten alle schepen die in de wateren rondom Groot-Brittannië en Frankrijk komen. Ze proberen de Britten tot overgave te dwingen, door de aanvoer van brandstof en oorlogsmateriaal af te sluiten,. Hierdoor functioneert het systeem van controle in Britse havens dat in 1914 door de Nederlandsche Overzeese Trustmaatschappij is opgezet niet langer. Ook krijgen veel vissersboten te maken met Duitse aanvallen en is het niet langer mogelijk om via de Middellandse Zee naar Nederlands-Indië te varen. Voor de Amerikanen is met deze ‘onbeperkte duikbootoorlog’ de maat vol. De Verenigde Staten verklaren in april 1917 Duitsland de oorlog. Ook Nederland ondervindt de gevolgen: de Amerikanen besluiten de export van veevoer, graan en kunstmest naar Nederland stil te leggen. Daarnaast annexeren ze een groot aantal Nederlandse schepen, waarmee ze in maart 1918 hun militairen naar het front kunnen brengen.

Een Duitse U-boot in 1918. Foto HH/Sueddeutsche Zeitung Photo

Nederland gaat creatief om met de schaarste. In gaarkeukens is tegen een lage prijs een warme maaltijd te verkrijgen. Schoolvakanties worden verlengd, huishoudens krijgen drie tot vijf uur per dag geen gas, groente komt uit de populaire volkstuinen en in plaats van kolen stookt men stookballen uit oud krantenpapier. De overheid probeert met nieuwe producten als de ‘eenheidsworst’ en ‘volksbiscuit’ basisvoedsel te garanderen. De Nederlander maakt er het beste van en hoopt op betere tijden.

Niet iedereen houdt zich aan de wet. Veel boeren produceren voor de spontaan opgekomen zwarte markt of voor Duitsland, dat veel beter betaalt. Ook ziet de regering zich gedwongen toch al schaarse aardappelen aan het buitenland te leveren in ruil voor brandstof. Dat zet kwaad bloed bij de hongerige bevolking die protesteert en voedselopslagplaatsen overvalt. In de zomer van 1917 vallen er tijdens het ‘Aardappeloproer’ doden als hongerige Amsterdamse huisvrouwen een aardappeltransport plunderen.

Drie keer zoveel miljonairs

Op lange termijn blijkt de neutraliteit goed voor de Nederlandse economie. Zonder buitenlandse concurrentie hebben de industrie en handel vrij spel op de nationale en internationale markt. Ook zien bedrijven zich gedwongen om nieuwe en achteraf lucratieve initiatieven te nemen. Zo gaat Philips zelf het glas voor de gloeilampen blazen. De Nederlandse mijnen groeien sterk doordat Duits steenkool moeizaam of niet het land binnenkomt. Ook komt er een eigen wapenindustrie op gang en krijgt de luchtvaart een impuls. Aan het eind van de oorlog blijken de zogenoemde Oorlogswinstmakers of OW’ers zeer rijk geworden, zeker in vergelijking met de door schaarste en soms honger geteisterde bevolking. Nederland telt na de oorlog drie keer zoveel miljonairs als ervoor.

De Philipsfabriek in Eindhoven. Eindhoven, 1915. Foto Regionaal Historisch Centrum Eindhoven

Internationaal kader

Een doorbraak voor de luchtvaart

Voor het eerst speelt luchtvaart een behoorlijke rol bij de oorlogsvoering. Zeppelins en vliegtuigen, deels geleverd door de Nederlander Anthony Fokker (1890-1939), worden ingezet voor luchtgevechten en bombardementen. Het Nederlandse luchtruim wordt regelmatig geschonden door Britten en Duitsers. Door de afwezigheid van luchtafweergeschut is daar niet veel tegen doen. Ook vinden er enkele vergissingsbombardementen plaats. De Eerste Wereldoorlog zorgt naast een doorbraak voor de luchtvaart ook voor vernieuwingen als de tank, het machinegeweer en gifgas.

Internationaal kader

Revolutie in Europa

1917 was voor Rusland het jaar van de revoluties. Nadat de tsaar zich begin van het jaar genoodzaakt zag om af te treden grepen de bolsjewieken van Lenin in oktober 1917 de macht. Het nieuwe bewind trekt zich een paar maanden later terug uit de Eerste Wereldoorlog. In het najaar van 1918 volgt ook in Duitsland revolutie. De keizer wordt afgezet. Hij vlucht naar Nederland, waar hij zijn oude dag zal slijten in Huis Doorn. Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekent daarnaast het einde van de Oostenrijkse keizerskroon en het Sultanaat in het Osmaanse Rijk. Rond de wapenstilstand lijkt het even of ook in Nederland een omwenteling plaatsvindt; soldaten morren en er is honger. Het socialistische Kamerlid P.J. Troelstra (1860-1930) roept de revolutie uit, maar moet al snel toegeven dat hij zich heeft vergist.

Een Engelse begraafplaats aan het front. 1917. Foto HH/Roger Viollet

Negen miljoen omgekomen soldaten

11 november 1918

In de nazomer van 1918 wordt duidelijk dat de Geallieerden de oorlog gaan winnen. Duitsland is oorlogsmoe en krijgt te maken met opstand en revolutie. Op 11 november 1918 gaat de wapenstilstand in. Direct beginnen de vredesbesprekingen. De strijd is weliswaar voorbij, maar ze dreunt nog lang door. De Eerste Wereldoorlog heeft een generatie jonge mannen weggeslagen; negen miljoen soldaten zijn omgekomen en veel overlevenden hebben blijvende fysieke of emotionele schade opgelopen.

De Franse president Georges Clemenceau spreekt tijdens het ondertekenen van het Verdrag van Versailles in 1919. De Amerikaanse president Woodrow Wilson zit aan zijn rechterhand. Versailles, 1919. Foto HH/Corbis

Winnaars en verliezers

28 juni 1919

De Vrede van Versailles van 28 juni 1919, precies vijf jaar na de moord op Franz Ferdinand, herschikt de grenzen. De winnaars eisen gebiedsuitbreiding en koloniaal bezit. De verliezers, in het bijzonder Duitsland, krijgen hoge herstelbetalingen opgelegd. Een internationaal overlegorgaan, de Volkenbond, moet zich voortaan bezig gaan houden met het vreedzaam oplossen van conflicten. Het kan niet voorkomen dat twintig jaar later een nieuwe verwoestende wereldoorlog uitbreekt. Dit keer blijft het neutrale Nederland niet buiten schot.

Herdenking en herinnering

De Menenpoort in Ieper, waar elke avond de Last Post wordt geblazen.

In de herinnering leeft de Grote Oorlog vooral voort als zinloze slachtpartij in de loopgraven van het westelijke front. Het is dit aspect dat in films, verhalen en gedichten veel aandacht krijgt. De betrokkenen zullen het zeker niet altijd als zinloos hebben ervaren. Zij houden stand, verdedigen hun vaderland of proberen een doorbraak te forceren. Daarnaast is de Eerste Wereldoorlog veel meer dan alleen de slachting in de loopgraven. Het conflict zorgt op tal van gebieden voor nieuwe verhoudingen, technologieën en ontwikkelingen – ook in het neutrale Nederland.

Vanwege de neutraliteit zijn de Nederlandse slachtoffers eerder zeemannen of vissers dan oorlogshelden. De Eerste Wereldoorlog krijgt hier dan ook lang veel minder aandacht dan in de omringende landen. Daar zijn in bijna alle steden en dorpen monumenten te vinden. Sommige landen eren hun helden met een ‘graf van de onbekende soldaat.’ De herdenking van de slachtoffers gaat tot op de dag van vandaag door. In Ieper wordt ter ere van de gevallenen nog iedere dag de last post gespeeld. In veel Engelstalige landen spelt men jaarlijks in november een papieren poppy (klaproos) op als eerbetoon. Ook de verliezers eren hun slachtoffers.

Nu het honderd jaar geleden is dat de strijd begon, valt ook in Nederland steeds meer belangstelling voor de Grote Oorlog waar te nemen. Nederlanders bezoeken de slagvelden, de musea en herinneringsplaatsen als Huis Doorn, waar de Duitse keizer na afloop zijn toevlucht zocht. En er ontstaat meer aandacht voor de vraagstukken rond steun en organisatie en de mensen die zich daarmee destijds bezighielden.

Huis Doorn nu en in 1919. Foto Huis Doorn

Meer weten over de Eerste Wereldoorlog? Hier vind je een selectie
van boeken, films, games en interessante websites.