Max de Marchant

Max de Marchant et d'Ansembourg

Maximilien Victor Eugene Hubert Josef Maria de Marchant et d'Ansembourg - roepnaam Max - wordt geboren in 1894. Hij groeit op in het kasteel Neuborg in het Limburgse Gulpen. Van 1905 tot 1911 bezoekt hij de beste school van de streek: een gymnasium in Sittard dat wordt geleid door Duitse Jezuïeten. Hij studeert in 1913 in het Duitse Munster weinig succesvol een jaar rechten aan een gymnasium. Max is goed in zingen en wiskunde. In 1912 verwerft hij als minderjarige door zelfstandige naturalisatie het Duitse staatsburgerschap.

De Limburgse Graaf Jean Baptiste Constantin Edgar Marie de Marchant et d'Ansembourg vindt dat er geen betere manier is dan militair onderricht om een jongeman discipline bij te brengen. Zelf heeft hij als luitenant gediend in het Duitse leger en voor zijn zonen richt hij ook de blik op Duitsland, vanwege de beperkte dienstplicht in Nederland. Twee van zijn zes zonen zijn met toestemming van de Nederlandse koningin al opgeleid tot officier in het Duitse leger en Max wordt in maart 1914 de derde.

In Duitse dienst

Op 3 maart 1914 treedt Max in Duitse dienst, het logische gevolg van zijn naturalisatie. De twintigjarige graaf krijgt de rang van onderofficier en wordt ingedeeld bij de artillerie. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, worden twee broers van Max - Vladimir en Oscar - naar Rusland gestuurd terwijl Max met het Westfalisches Feldartillerie-Regiment Nr. 22 – gelicht in Munster en gekoppeld aan de 13de divisie - aan een opmars door België begint. Max ervaart in dienst van de tweede batterij op 12 augustus voor het eerst de oorlog bij Luik, waar het verzet van het Belgische leger hardnekkig is.

Als de forten bij Luik zijn gevallen, vervolgt Regiment Nr. 22 de opmars door Wavre, Nivelles en Seneffe. Bij Namen wordt er op 22 en 23 augustus slag geleverd, waarna het regiment de rivier de Sambre oversteekt. De opmars wordt vervolgd in Frankrijk in soms uitputtende dagtochten van wel 40 kilometer. Begin september wordt de opmars een halt toegeroepen. Op 9 september graaft veldartillerieregiment 22 zich in bij Reims na een terugtocht van tientallen kilometers.

Stellingstrijd

Max, inmiddels in dienst van de 4de batterij, ontvangt op 3 oktober 1914 het IJzeren Kruis van de tweede klasse. Voor hem begint een stellingstrijd, die tot en met maart 1918 voortduurt. Tot en met 1916 ondersteunt zijn regiment de 13de divisie, daarna fungeert de eenheid als vliegende keep. Max verblijft van oktober 1914 tot april 1916 vooral in de Artois-regio en maakt er intense gevechten mee. In 1916 neemt hij deel aan de slag om Verdun en in 1917 bestrijdt hij de Fransen in de Champagne.

Max heeft zijn familie nooit veel verteld over de oorlog, behalve over de keer dat hij als enige ongedeerd bleef toen een granaat iedere man om hem heen doodde of verwondde.

De oorlog op zijn einde

In 1917 ontvangt Max het IJzeren Kruis eerste klasse en wordt hij bevorderd tot tweede luitenant. Hij neemt deel aan het Duitse offensief in Frankrijk in maart 1918. Tussen 28 juli en begin november 1918 is het niet duidelijk waar hij uithangt. Tegen het einde van de oorlog bevindt hij zich echter in Duitsland, waar hij met eigen ogen ziet hoe het leger de orde tracht te herstellen als bolsjewisten met geweld de revolutie prediken. Hij wordt tot eerste luitenant bevorderd in deze periode.

Politiek

In 1920 ontdekt Max dat hij zowel de Nederlandse als Duitse nationaliteit heeft, als een verzoek tot renaturalisatie wordt afgewezen. Naar het oordeel van het ministerie van Justitie heeft de graaf zijn Nederlanderschap nooit verloren. Max gaat de politiek in en wordt in 1925 burgemeester van Amstenrade. Tussen 1927 en 1931 is hij lid van de Provinciale Staten van Limburg voor de Roomsch Katholieke Volkspartij.

Huwelijk

Max trouwt op 4 oktober 1930 met de dochter van een adellijke Duitse officier, Myriam barones von Fürstenberg. Het stel krijgt drie zoons en twee dochters. In 1933 sluit hij zich aan bij de fascistische Nationaal Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert. Bij de Statenverkiezingen van 1935 wordt hij voor de NSB in de Limburgse Provinciale Staten gekozen. In hetzelfde jaar doet hij definitief afstand van de Duitse nationaliteit. In 1937 neemt Max voor de NSB zitting in de Tweede Kamer en is hij fractievoorzitter.

in de nsb

In 1941 wordt hij voor de NSB gouverneur in Limburg. Na de bevrijding van Limburg in 1944 volgt zijn arrestatie. Het Bijzonder Gerechtshof in Den Bosch veroordeelt hem op 29 april 1946 tot vijftien jaar gevangenisstraf. De Bijzondere Raad van Cassatie bevestigt dit vonnis in oktober 1946. In 1954 wordt hij in vrijheid gesteld.