Vers van de pers verscheen dit jaar het prachtige boek 'De Zwaardjaren' van Paul Moeyes, misschien wel Nederlands grootste ‘autoriteit’ als het om de Eerste Wereldoorlog gaat. Centraal in het boek van Moeyes staat de verbeelding van het westelijk front tijdens de Eerste Wereldoorlog en welke ontwikkeling deze gedurende de oorlogsjaren doormaakte.

Deze ontwikkeling wordt aangetoond door een analyse van een grote hoeveelheid aan voornamelijk illustraties en foto’s van Franse, Britse, Duitse en zelfs Nederlandse makelij. Deze illustraties staan niet alleen in het teken van het strijdgewoel, maar ook van een enorm scala aan andere thema’s die met het westelijk front verbonden zijn, zoals de verpleging in de militaire hospitalen, het verlof en uiteraard het thuisfront. Daardoor schiet de ondertitel ‘De verbeelding van het westelijk front 1914-1918’ eigenlijk te kort; het is veel meer dan dat.

Kaft van 'De Zwaardjaren. De verbeelding van het westelijk front 1914-1918'

Propagandastrijd

De hoofdstukken van Moeyes’ boek zijn thematisch ingedeeld, maar volgen wel min of meer de chronologische lijn van de oorlog. Daardoor wordt het voor de lezer goed zichtbaar welke ontwikkelingen de oorlogsillustraties ondergingen en welke ‘propagandastrijd’ zich min of meer parallel aan de oorlog voltrok. Bovendien is het boek niet louter een ellenlange analyse van talrijke illustraties, prenten en foto’s; de beelden worden namelijk gestaafd door een duidelijke historische context en ‘verlevendigd’ door het gebruik van verschillende citaten en gedichten van tijdgenoten, die op treffende wijze een sfeerimpressie van de verschillende oorlogsjaren geven. Daarnaast zorgt de duidelijke, levendige en vooral scherpe schrijfwijze van Moeyes ervoor dat je door de pagina’s heenvliegt. Tot slot toveren zijn soms enigszins ‘droge’, cynische commentaren geregeld een glimlach op je gezicht. Zo schrijft hij over een Franse illustratie, waarbij een vrouw wordt afgebeeld die vermoedelijk aangerand is door een Duitse soldaat: “Een Franse officier brengt met zwaard en kepie een saluut aan een jonge ‘martelares’ die blijkbaar door de Duitsers (die gewoontegetrouw weer eens een helm hebben laten slingeren) is vermoord.”[1]

internationale illustraties

Wat het boek tevens zo krachtig maakt, is dat de illustraties van de verschillende landen door elkaar heen worden bekeken, beschreven en becommentarieerd. Hierdoor kun je goed zien wat de verschillen zijn tussen de tekentradities, maar ook op welke wijze illustraties ‘op elkaar reageerden’. Een mooi voorbeeld daarvan uit het boek is de tekening van de staftekenaar van The Illustrated London News, Samuel Begg, die een tekening maakte van het stadhuis van Leuven. Het stadhuis hadden de Duitsers, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de bibliotheek, ‘onaangetast’ gelaten. Ze waren er immers zelf ingekwartierd. Op de tekening van Begg staat dit stadhuis op de achtergrond, terwijl op de voorgrond Duitse soldaten worden afgebeeld die zichzelf tegoed doen aan geplunderde sigaren, wijn en champagne. Interessant is juist dat deze tekening ook in de Duitse geïllustreerde pers verscheen, maar dat hier de sigaren en drank vervangen waren door kaarten en berichten. Bovendien is het enigszins beschuldigende Engelse onderschrift (“De enige halte in de vandalistische opmars van het Duitse leger: het beroemde stadhuis van Leuven gespaard”), vervangen door de neutrale tekst “De Duitse troepen in Leuven”. Maar, wat dit voorbeeld nou zo treffend maakt, is dat het in 1917 ook nog eens in een Nederlands geïllustreerd blad verscheen en in deze versie waren zowel de sigaren als de kaarten verdwenen.[2]

Nederlandse neutraliteit

Dat brengt mij tevens tot nog een interessant aspect van dit boek, namelijk de aandacht voor de Nederlandse, en dus ‘neutrale’, verbeelding van het westelijk front. Het toevoegen van een dergelijk neutraal perspectief is in de meeste gevallen een aanvulling op het boek, zeker als ‘vergelijkingsmateriaal’ tegenover de illustraties van de wel aan de oorlog deelnemende landen. Een ander Nederlands thema dat in het boek besproken wordt, is de eigen beeldvorming over de neutraliteit, een thema dat mijns inziens wat losstaat van de rest van het boek. Het is immers een verbeelding van een kwestie die vooral in het neutrale Nederland zelf speelde, maar niet aan het westelijk front. Het is dan ook enigszins jammer om te zien hoeveel ruimte deze kwestie nog inneemt in het laatste, ‘concluderende’ hoofdstuk van het boek, waarin er nog uitgebreid wordt geschreven over de Nederlandse visie op hun neutraliteit aan het einde van de oorlog.

Het is echter maar een kleine kanttekening; in de afgelopen weken heb ik met veel plezier het boek van Moeyes gelezen. De Zwaardjaren (2017) is dan ook zeker als een aanrader te beschouwen. Het boek biedt op een informatieve maar vlotte wijze een uitgebreide kennismaking met de oorlogsillustraties (en -foto’s) van het westelijk front, zonder daarbij de grotere tendensen uit het oog te verliezen. Tot slot is het boek rijk aan indrukwekkende, interessante en uiteenlopende prenten en ook daar schuilt een enorme kracht in. Want ja, jong of oud, iedereen wordt toch blij van een boek met veel plaatjes?

[1] Paul Moeyes, De Zwaardjaren. De verbeelding van het Westelijk Front 1914-1918 (Amsterdam 2017) 274.

[2] Paul Moeyes, De Zwaardjaren. De verbeelding van het Westelijk Front 1914-1918 (Amsterdam 2017) 36-38.

Maddie van Leenders schreef haar masterscriptie over het verleden en heden van het Belgenmonument als een casestudy voor de Nederlandse herdenkingscultuur van de Eerste Wereldoorlog, als deze in wezen al bestaat. Daarmee studeerde ze recentelijk af van de masteropleiding Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Momenteel werkt ze bij het Airborne Museum ‘Hartenstein’ in Oosterbeek als junior medewerker onderzoek.