Nederlandse militaire ontwikkelingen in WO1

Militair technologische ontwikkelingen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog.

In deze blogpost schrijft gastauteur Mathieu Willemsen, conservator van het Nationaal Militair Museum in Soest, over de militair technologische ontwikkelingen die Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog doormaakt. Hoewel Nederland neutraal was in deze oorlog, bleef de Nederlandse strijdkracht zich vernieuwen, geïnspireerd door de internationale ontwikkelingen aan het front.

De Nederlandse legerleiding volgde de ontwikkelingen aan het front met grote interesse, en ontwikkelde zelf ook diverse wapens die vooral toegeëigend waren op de moderne oorlogsvoering aan het Westfront. Zo werd ook hier een loopgraafdolken (de “stormdolk”) ontwikkeld, evenals loopgraafgeweren waarmee veilig vanuit een loopgraaf kon worden geschoten en gasmaskers. Dit gebeurde vooral aan de Stormschool die in Waalsdorp was opgericht en waar ook Stormtroepers werden opgeleid naar voorbeeld van de succesvolle Duitse Stoßtruppen: soldaten die zwaar bewapend met grote snelheid in kleine groepen raids uitvoerden naar vijandelijke posities.

Een Duitse Stormtroeper. Collectie Nationaal Militair Museum (NMM)

De Nederlandse stormtroeper volgens tekenaar Arie Luijt. Collectie NMM

Eén van de wapens die tijdens de oorlog tot ontwikkeling kwam was de mortier: een vuurwapen waarmee op korte afstanden met een boog munitie kan worden verschoten. Alle strijdende partijen ontwikkelden varianten hierop, aangezien deze wapens zo handig waren om vanuit de gedekte loopgraafposities af te vuren. Duitsland had de Minenwerfer, Frankrijk deCrapouillots en Engeland had mortieren die zogenaamde “toffeebombs”, ronde granaten op stelen, afvuurden. Deze loopgraafmortieren vulden het gat op tussen de geweren en handgranaten voor de verdediging op korte afstand en de ver dragende artillerie.

Beproevingen met Duitse ‘Minenwerfer’ bij de Stormschool in Waalsdorp. Collectie: NMM

Wat betreft de loopgraafmortieren was de Britse “toffeebomb”, die vanuit een twee inch mortier werd verschoten, een succes en na diverse experimenten met verschillende wapens werd ook in Nederland een variant van dit typisch Engelse wapen ontworpen en vanaf 1917 in gebruik genomen als 2,5 cm bomwerper. Deze apparaten verschoten bommen die oorspronkelijk gevuld waren met 3,5 kilo trotyl, maar de grondstoffen hiervoor waren lastig te verkrijgen omdat de vaarroute met Nederlands-Indië geblokkeerd was. Als oplossing werd er minder trotyl in gedaan en werd dit aangevuld met explosieven die uit aangespoelde Engelse zeemijnen afkomstig was.

Op 24 februari 1917 gaf de Minister van Oorlog toestemming voor de aanmaak van tweehonderd 2,5 centimeter bomwerpers met een voorraad van 20.000 bommen. De wapens werden gemaakt bij de N.V. Burgerhouts Machinefabriek en Scheepswerf in Rotterdam. De bomlichamen werden vervaardigd bij de Rotterdamsche Machinefabriek Braat. De stelen voor de bommen werden eveneens door Braat gemaakt en uit restanten van oude spoorrails.

De 2,5 centimeter bomwerper met bom. Collectie: NMM

De eerste bomwerpers werden in het eerste kwartaal van 1918 aangeleverd bij de troepen. De bediening bestond uit een stukscommandant, een richter en een lader, aangevuld met vier munitiedragers.

Hoewel de 2,5 centimeter bomwerper in 1928 werd opgevolgd door een 8 centimeter mortier, bleven de wapens en de bijbehorende munitie nog geruime tijd in de depots liggen. Tijdens de mobilisatie van 1939–1940 werden de steelbommen omgebouwd door de steel in te korten, en werden ze gebruikt als landmijnen

Afbeelding rechts: De 2,5 centimeter bomwerper in gebruik vanuit een loopgraaf, ca.1918 collectie: NMM

Mathieu Willemsen (1969) heeft een HBO-opleiding Museologie gedaan, gevolgd door een studie Kunstgeschiedenis (specialisatie kunstnijverheid) aan de Rijksuniversiteit Leiden. Na te zijn begonnen als registrator bij het Legermuseum, is Mathieu tegenwoordig werkzaam als conservator Vuurwapens bij het Nationaal Militair Museum in Soesterberg. Hij is redactielid van het tijdschrift ‘De Groote Oorlog’ van deWestern Front Association Nederland. Ook is Mathieu ad-interim secretaris van de International Committee of Museums and Collections of Arms and Military History (ICOMAM), de internationale vereniging van militair-historische musea.