De wereld herdenkt morgen op 11 november dat 98 jaar geleden de wapenstilstand werd getekend die het begin van het einde betekende van de Eerste Wereldoorlog. Ter gelegenheid daarvan schrijft Thomas von der Dunk over het hedendaagse 'gebruik' van deze oorlog.

door Thomas von der Dunk (cultuurhistoricus)

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt er op gezette tijden voor gewaarschuwd: voor het uitbreken van de Derde. Op momenten dat de politieke situatie in de wereld kritiek is en de internationale verhoudingen gespannen zijn, wordt regelmatig met waarschuwende verwijzingen naar 1914 en 1939 geschermd. De boodschap: wees bewust van de gevaren, anders ligt een herhaling van het uitbreken van de Eerste of de Tweede Wereldoorlog op de loer. Dat zagen we de afgelopen tijd bij de westerse relatie tot Rusland in verband met de militaire botsingen met Oekraïne en Turkije, of de steeds explosiever situatie in het Midden-Oosten in het algemeen.

Tegengestelde aard

Als het om die gevaren van herhaling gaat, wordt inderdaad vaak door elkaar naar de Eerste en de Tweede Wereldoorlog verwezen. Maar wie iets nauwkeuriger kijkt, moet constateren dat de oorzaken van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog eigenlijk haaks op die van een 'nieuwe' Tweede Wereldoorlog staan. En dus de te vermijden risico's van tegengestelde aard zijn. Sterker: het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog valt niet los te zien van het trauma van het uitbreken van de Eerste, en de zeer sterke behoefte bij velen om een herhaling van 1914 te vermijden. Zoals generaals vaak proberen de verloren vorige oorlog alsnog te winnen, zo proberen politici dat regelmatig met een verloren vorige vrede.

Het trauma van 1914 was dat van een wereldoorlog die iedereen onbedoeld overkwam. De oorzaak wordt gezien in het blind steunen van oorlogszuchtige bondgenoten door grote landen die zelf (nog) niet op een conflict uit waren, waardoor een kettingreactie werd ingezet en een plaatselijk conflict zich tot een mondiaal uitbreiden kon. In de julimaand van 1914 gaf, bij wat op zich een regionaal conflict was, Rusland Servië carte blanche, en Duitsland aan Oostenrijk. Daardoor werden vervolgens ook Frankrijk en Groot-Brittannië bij de strijd betrokken, omdat al die grootmachten niet nee wilden zeggen, uit angst dat zij in geval van eigen nood zelf in de steek gelaten zouden kunnen worden.

Louis Raemaekers' satirieke kaart van Europa, Het gekkenhuis (oud liedje, nieuwe wijs), ca. 1915

Hedendaagse parallellen vallen niet moeilijk te verzinnen, als we naar de NAVO kijken. Oekraïne is in een militair conflict met Rusland verwikkeld, en een Turks-Russisch militair incident dreigde enige tijd terug te escaleren doordat zowel Erdogan als Poetin op hun strepen gingen staan. Het gevaar van '1914': dat Ankara en Kiev zich door te onvoorwaardelijke steun van westerse zijde - bijvoorbeeld door een te snel inroepen van artikel 5 van het NAVO-verdrag in het Turkse geval - aangemoedigd voelen om vooral niet in te binden, en daardoor het risico op oorlog vergroten.

Van die angst voor een nieuw 1914 was indertijd de overeenkomst van München in 1938 het resultaat: van een bijna onvoorwaardelijke vredeswil van Chamberlain. Alleen had men hier niet te maken met Wilhelm II, maar met Hitler, die daarin geen aanmoediging zag om in te binden, maar eerder om juist verder te gaan. Zo kwam het tot de Tweede Wereldoorlog - omdat men een nieuwe Eerste wilde vermijden. Hier ging het dus niet om een oorlog-per-ongeluk, maar om het niet onderkennen van de agressieve bedoelingen van de tegenstander. Het antwoord op dit trauma vormde artikel 5 van de NAVO: niet nog eens, als met de Tsjechen, een land opofferen om een vrede te redden die uiteindelijk toch niet gered blijkt te kunnen worden.

v.l.n.r. Chamberlain, Daladier, Hitler, Mussolini en graaf Ciano na het ondertekenen van de overeenkomst van München

Bundesarchiv Bild 183-R69173, Münchener Abkommen, Staatschefs.j

De hedendaagse hamvraag ten aanzien van de botsingen met Moskou luidt dus: opereert Poetin internationaal meer als een Wilhelm II of meer als een Hitler? Is hij tot vrede bereid als men hem concessies doet, of ziet hij daarin juist een aanmoediging om nog verder te gaan? En is Kiev als Praag in 1938, of als Belgrado in 1914?

Anders gezegd: in 1914 lieten de Fransen en Duitsers hun bondgenoten teveel hun gang gaan, aan wie daarmee een vrijbrief tot agressie werd verschaft, in 1939 lieten de Fransen en Engelsen hun tegenstanders teveel hun gang gaan, waarmee juist aan Hitler en Mussolini een vrijbrief tot agressie werd verschaft. Bij de huidige conflicten bestaat vaak zowel het ene als het andere risico - en het vergt een nauwkeurige analyse om te bepalen, welk gevaar groter is. Want teveel voor een herhaling van '1939' vrezen, kan voor een van '1914' blind maken, en omgekeerd.

Thomas von der Dunk is cultuurhistoricus en publicist. Hij schrijft columns voor de website van De Volkskrant. Daarnaast is hij gastdocent Europese Studies bij de Universiteit van Amsterdam.