Op 1 juli 1916 om half 8 in de ochtend beginnen vele tienduizenden mannen aan de Slag aan de Somme. Voor mij is dit één van de meest fascinerende momenten uit de Eerste Wereldoorlog omdat de totale waanzin van het voeren van oorlog hierin tot uiting komt. Deze slag speelt een centrale rol in mijn boek Ketel.

door Kitty Nooy (mediathecaresse)

Lord Kitchener op wervingsposter in Engeland.

SLAG AAN DE SOMME

In de lente van 1916 liggen de loopgraven nog altijd op bijna precies dezelfde plek als waar ze aan het begin van de oorlog worden gegraven. De geallieerden willen een doorbraak forceren en brengen bij de rivier de Somme een overmacht aan materieel samen langs veertig kilometer front. Een volle week lang worden de Duitse loopgraven dag en nacht beschoten. Omdat de Britse legerleiding er vanuit gaat dat er aan de Duitse kant geen grassprietje meer in leven is (laat staan de Duitse soldaten), beginnen de Britten om half acht in de ochtend aan hun offensief.

Soldaten die over de top gaan.

De Duitse bunkers zijn echter zo sterk dat bijna iedereen de beschietingen heeft overleefd en ook het vijandelijke prikkeldraad is door het gebruik van ondeugdelijke munitie nog intact. Als de Engelse bataljons uit hun loopgraven komen en letterlijk “over de top” gaan om in lange rijen het niemandsland te doorkruisen, zijn ze een makkelijk doelwit voor de Duitse machinegeweren. Iedere minuut moet er een nieuwe groep uit hun loopgraaf klimmen. Ze kunnen nergens schuilen en de aanval moet worden voortgezet. Op die eerste dag sterven bijna 20.000 Britse mannen.

KETEL

Hoe is het om daar te zijn en je maten voor je ogen afgeslacht te zien worden terwijl je weet dat jouw bataljon als volgende aan de beurt is? Om dat invoelbaar te maken kroop ik in de huid van één van hen en schreef een verhaal van binnenuit. Hoewel het boek Ketel nergens de gruwelijke waarheid schuwt is het toch vooral een verhaal over vriendschap, want vooral in oorlogstijd worden de hechtste banden gesmeed. Een luchtig element is de speelse hoofdpersoon die de bijnaam Ketel draagt omdat hij altijd met een oude kookpot loopt te zeulen.

Deze roman is goed bruikbaar voor middelbare scholieren. Het bouwt de informatie rustig op vanaf het moment dat een miljoen Engelsen zich vrijwillig aanmeldt voor de oorlog. Deze totaal onervaren mannen – van mijnwerkers tot studenten – moeten eerst een maandenlange training ondergaan, vaak gevolgd door een overplaatsing naar andere oorlogsgebieden in de wereld, om vervolgens alsnog naar het Westfront gestuurd te worden. Ketel neemt de lezer stap voor stap mee de loopgraven in en beschrijft naast de Slag aan de Somme ook de eerste tankaanval en de modder bij Passendale.

Passendale

Brancardiers dragen een gewonde. Door de modder doen zij over iedere 500 meter drie uur.

Omdat de geschiedenis over de Eerste Wereldoorlog zo belangrijk is heb ik ervoor gekozen om dit boek integraal online te zetten waar het door iedereen kan worden gedownload en te lezen is: www.ketel.jouwweb.nl

Kitty Nooy (Amsterdam, 1966) werkt als mediathecaresse op een lyceum. Van haar hand verschenen eerder al enkele historische romans voor jong en oud: De ramp van 1666 (eerste druk 2014, tweede druk 2016), Hindi de Noorman (2015) en De schat van Purmerend. Over het leven van Jacoba van Beieren (2016). Ook geeft zij door het hele land lezingen over de onderwerpen van haar boeken.