Maddie van Leenders, Herdenking ‘100 jaar Belgenmonument’, 26 oktober 2016, onder eigen beheer.

door Maddie van Leenders

Het Belgenmonument in Amersfoort is een van de weinige gedenktekens aan het neutrale Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ondanks dat het Belgenmonument ook het grootste monument van Nederland is, is het in haar honderdjarige bestaan vaak in de vergetelheid geraakt. Tijdens de honderdjarige herdenkingsperiode van de Eerste Wereldoorlog werd deze trend opnieuw onderbroken: de gemeente Amersfoort liet het monument restaureren en zette aan tot een breed educatief en cultureel programma en een officiële herdenkingsceremonie rondom het gedenkteken.

Deze hernieuwde aandacht wakkerde mijn fascinatie aan voor dit ‘vergeten’ Belgenmonument. In het afgelopen jaar onderzocht ik daarom het heden en verleden van het Belgenmonument als een lieu de mémoire, een ‘plaats van herinnering’, aan de Eerste Wereldoorlog in Nederland. Op die manier probeerde ik eveneens een inzicht te verkrijgen in de Nederlandse herdenkingstraditie van de Eerste Wereldoorlog. Eén van de vragen waarop ik stuitte en die in dit korte essay centraal zal staan, was de vraag of het Belgenmonument eigenlijk wel te beschouwen is als een Nederlandse herdenkingsplaats. Of is het toch eerder te zien als een ‘stukje Belgische geschiedenis’ in Nederland?

Belgische vluchtelingen, ondergebracht in een tentenkamp, doen de was, foto: onbekend, Nationaal Archief/Fotocollectie Eerste Wereldoorlog, licentie CC-BY

Vluchtelingenopvang

Het Belgenmonument is immers, zoals haar naam al doet vermoeden, onlosmakelijk verbonden met de Belgische vluchtelingen. Deze staken, nadat Duitsland in augustus 1914 België was binnengevallen, massaal de Nederlandse grens over. Onder deze vluchtelingen bevonden zich niet alleen burgers, maar ook soldaten. Via het internationaal oorlogsrecht was Nederland verplicht deze laatste groep te interneren en onder te brengen in zogenaamde interneringskampen. Kamp Zeist, vlakbij Amersfoort, was hier een voorbeeld van. Over het algemeen was het verblijf in een interneringskamp verre van optimaal en waren verveling en onvrede alomtegenwoordig bij de geïnterneerden. Gaandeweg verbeterde deze interneringsopvang wel enigszins, bijvoorbeeld door de oprichting van werkscholen. Het was uiteindelijk dan ook de Belgische ‘Centrale Commissie der Werkscholen van de geïnterneerde Belgen in Nederland’ die op 5 oktober 1916 het voorstel deed tot de bouw van het Belgenmonument.

Joop van Bilsen (Anefo), Gerestaureerd Belgenmonument te Amersfoort door de Belgische ambassadeur F.X.J.M.G. baron van der Straten-Waillet onthuld, 30 november 1957, Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief.

een monument voor en door Belgen

Volgens de directeur van deze commissie, de Belg Omer Buyse, moest het gedenkteken dienen “[..] als dankbetuiging jegens de Nederlandsche overheid en de natie, voor al hetgeen gedaan is geworden tot welzijn der geïnterneerden en hunne gezinnen”. [1] Het was een schenking aan de gemeente Amersfoort. Voor het ontwerp van het monument werd de Belgische architect Huib Hoste aangetrokken. Hij ontwierp een Belgenmonument dat bestond uit drie onderdelen: een herdenkingsmuur, een hoofdgebouw en een tussenliggende tuin. De Belgische tuinarchitect Louis van der Swaelmen boog zich over de vormgeving van deze tuin. Belgische geïnterneerden bouwden het gedenkteken grotendeels nog tijdens de oorlog. De reliëfs op het hoofdgebouw en de herdenkingsmuur droegen echter niet alleen een boodschap van dankbaarheid uit; ze ‘vertellen’ voornamelijk over het oorlogsleed dat de Belgen was berokkend, de vlucht naar Nederland, de ‘troost’ die de werkscholen boden en de hoop op de Belgische herrijzenis en de terugkeer. Daardoor was het dus vooral een Belgische aanklacht tegen de oorlog en eigenlijk van het begin af aan al een monument ‘voor en door Belgen’.

Maddie van Leenders, Herdenking ‘100 jaar Belgenmonument’, 26 oktober 2016, onder eigen beheer.

Betekenissen van het belgenmonument

Daarnaast is de omgang met het Belgenmonument als herdenkingsplaats in de afgelopen honderd jaar veelzeggend voor wie het gedenkteken nu daadwerkelijk een betekenisvolle herdenkingsplaats was en is. Het eerste initiatief voor een herdenkingstraditie lag bij Belgische ex-geïnterneerden, verenigd in het Nationaal Verbond Strijders 1914-1918 in Nederland. In de periode 1939-1967 bezocht deze organisatie herhaaldelijk het monument om dankbaarheid uit te spreken voor de destijds genoten opvang en om stil te staan bij de interneringstijd. De gemeente Amersfoort faciliteerde deze bijeenkomsten wel, maar was meestal geen initiatiefnemer. Toen deze bezoeken in 1967 ophielden, zette de gemeente Amersfoort dan ook geen eigen herdenkingstraditie meer op. Sterker nog, datzelfde jaar besloot de gemeente om het oefencarillon van de Nederlandse Beiaardschool in het hoofdgebouw van het Belgenmonument te plaatsen. Over de consequenties voor de herdenkingswaarde van het monument werd kennelijk geen zorgen gemaakt. Volgens de betrokken cultuurambtenaar zou bovendien de architecturale vormgeving niet grootschalig veranderd worden, “terwijl de toeristische attraktie van het niet bijster interessante bouwwerk er ongetwijfeld groter door zou worden”. [2] Later gaf de gemeente Amersfoort nog wel aanzet tot een aantal feestelijke, eenmalige herdenkingsbijeenkomsten, die meestal een periode van restauratie ‘afsloten’.

Daarnaast bleek uit de herdenkingsbijeenkomsten die wel werden georganiseerd, dat de gemeente Amersfoort dikwijls de actualiteit aangreep om zo de relevantie van het Belgenmonument voor de Amersfoorters te duiden. Eén van de destijds actuele thema’s was de Tweede Wereldoorlog. In 1947 gaf de Amersfoortse burgemeester H. Molendijk bijvoorbeeld toe dat de Tweede Wereldoorlog ervoor had gezorgd dat het afgebeelde oorlogsleed van de Belgen nu voor meer Nederlanders relevanter en invoelbaarder werd. Ook in het afgelopen jaar verbond de gemeente Amersfoort het Belgenmonument aan een ander actueel thema, namelijk aan de huidige vluchtelingenstromen uit Syrië en Eritrea. Als het ware ontwikkelde het Belgenmonument zich op deze manier tot een gedenkteken dat men vooral moest herinneren aan het universele en tijdloze belang en de uitdagingen van vluchtelingenopvang.

Maddie van Leenders, Herdenking ‘100 jaar Belgenmonument’, 26 oktober 2016, onder eigen beheer.

Wiens geschiedenis, wiens herinnering?

Hoewel het leggen van een link tussen heden en verleden doorgaans bij alle herdenkingen wordt gedaan, is het wel opvallend dat de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog in Nederland kennelijk niet genoeg is om de relevantie van het monument te duiden. Het is immers geen verleden dat zich, volgens historici als Maarten Brands, in het historisch collectief geheugen van Nederland heeft genesteld. [3] Dat is in België uiteraard wel anders. Volgens Max Cramer, die via de Amersfoortse Monumentenzorg betrokken is bij het Belgenmonument, bestaat er nog wel een Belgische emotionele binding met het Belgenmonument. Dit uit zich bijvoorbeeld in individuele bezoekjes en kransleggingen. Ook noemde Cramer een rondleiding die hij gaf aan Belgische militairen, waarbij er toen het Belgische volkslied werd gespeeld, “[..] emoties, zelfs bij jonge mensen, loskwamen, omdat ze die Eerste Wereldoorlog nog herinneren. [..] Je merkt dat die emoties er nog steeds zijn. En die hebben we in Nederland natuurlijk niet.” [4]

Kunnen we dan concluderen dat het Belgenmonument een stukje Belgische geschiedenis op Nederlandse bodem is? Enerzijds zijn daar inderdaad redenen voor te vinden, anderzijds is het misschien wel overdreven. Het Belgenmonument heeft bijvoorbeeld nooit tot een ‘mekka-gang’ aan Belgen geleid, maar slechts tot de komst van een aantal individuen en oud-geïnterneerden. In 2016 sloeg zelfs het Belgisch Koninklijk Huis tijdens een staatsbezoek aan Nederland het Belgenmonument over. Maar wat voor herinneringsplaats is het Belgenmonument dan wel? Ik denk dat het vooral herinnert aan de moeizame plaats die het neutrale Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Nederlands historisch collectief bewustzijn inneemt. Het opzetten van een herdenkingstraditie rondom het Belgenmonument, maar in zekere zin ook in het algemeen voor het neutrale Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog, is en zal daarom altijd met uiterste moeite gepaard gaan.

Voetnoten

  1. Archief Eemland, (0002.01) Stads- c.q. gemeentebestuur Amersfoort, 1811-1945, inv. nr. 4800, voorstel van Omer Buyse aan de gemeente Amersfoort 5-10-1916.
  2. Archief Eemland, (0002.02) Gemeentebestuur Amersfoort, 1946-1974, inv. nr. 3766, advies inzake herplaatsing van kleine beiaard ten behoeve van het onderwijs aan de Nederlandse Beiaardschool te Amersfoort door cultuurambtenaar aan het college van burgemeester en wethouderes in Amersfoort 16-10-1963.
  3. Maarten Brands, ‘De “Groote Oorlog” die aan Nederland voorbij ging”, Ons Erfdeel 1 (2014) 22-31, aldaar 23.
  4. Interview met Rob Weeda en Max Cramer, stadhuis Amersfoort (5-10-2016).

Maddie van Leenders schreef haar masterscriptie over het verleden en heden van het Belgenmonument als een casestudy voor de Nederlandse herdenkingscultuur van de Eerste Wereldoorlog, als deze in wezen al bestaat. Daarmee studeerde ze recentelijk af van de masteropleiding Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Momenteel werkt ze bij het Airborne Museum ‘Hartenstein’ in Oosterbeek als junior medewerker onderzoek.