Vliegtuigen die tijdens de Eerste Wereldoorlog een noodlanding maakten in Nederland werden geïnterneerd. Het bleek een makkelijke en goedkope manier voor Nederland om de eigen vloot uit te breiden.

door Toon Franken (Zeeuws Archief)

De voorloper van de Koninklijke Luchtmacht, de Luchtvaartafdeling (LVA) van het leger, werd opgericht op 1 juli 1913 en beschikte toen over één vliegtuig, de ‘Brik’ van Marinus van Meel. Dit was een omgebouwd vliegtuig uit de Franse fabriek van Henri Farman. Het aantal vliegtuigen van de LVA zou echter spoedig behoorlijk gaan toenemen, want tijdens de Eerste Wereldoorlog moesten herhaaldelijk Franse, Engelse en Duitse legervliegtuigen een noodlanding op Nederlands grondgebied maken.

Geïnterneerd

De toestellen werden dan ‘geïnterneerd’: in beslag genomen. Meestal werden ze, als ze vliegklaar waren, naar Soesterberg gevlogen en voorzien van de oranje bal op romp en vleugels, het Nederlandse nationaliteitsteken. Tientallen vogels van allerlei pluimage vlogen op deze wijze gedurende de Eerste Wereldoorlog in onze luchtmacht. In totaal zijn 107 vliegtuigen op deze wijze geïnterneerd, waarvan er ruim 40 van 28 verschillende typen bij de LVA in dienst zijn gekomen: een gemakkelijke en buitengewoon goedkope manier om de luchtmacht te versterken. Overigens werden de meeste geïnterneerde vliegtuigen officieel aangekocht door de Nederlandse regering. Er werd een prijs voor betaald die varieerde van 4.000 tot 25.000 gulden (€ 1.815 tot € 11.344) per toestel.

De fabriek van Cadzand

Merkwaardig genoeg kwamen veel van die buitenlandse oorlogsvliegtuigen neer in de buurt van Cadzand in Zeeland. De LVA-vliegers spraken dan ook wel spottend van ‘de fabriek van Cadzand’. Het eerste buitenlands militair vliegtuig dat tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland landde was een eenmotorig Duits toestel van het type Taube, dat op 20 augustus 1914 door piloot Hans Hesse bij Oostburg aan de grond werd gezet. Hij was vanuit Luik opgestegen en maakte via Namen een verkenningsvlucht. Bij Oostende kreeg hij motorstoring en was hij gedwongen een noodlanding te maken op Nederlandse bodem. Hesse werd gevangen genomen door militairen van de grenswacht en de marechaussee.

De Zeeuw, 17 augustus 1918

De ‘fabriek van Cadzand’ had ook een filiaal op Walcheren, want ook daar maakten diverse toestellen een noodlanding. Bijvoorbeeld de Engels Airco DH-9 van 211 squadron van de Royal Airforce die op 16 augustus 1918 landde bij Koudekerke.

Het toestel, gebouwd door Westland, met kenteken B 7623 ‘L’ werd bestuurd door Luitenant Don Ryan Harris, een Amerikaan. Tweede inzittende was de Schot James Munro. De DH-9 was om 10.30 uur samen met 22 andere vliegtuigen opgestegen voor een bombardement op Brugge. Onderweg werd de motor rond 12.15 uur door vijandelijk vuur buiten werking gesteld (zie ook krantenbericht boven).

Harris zond noodseinen uit en zette zijn toestel met stilstaande motor een kwartier later 600 meter buiten Koudekerke aan de grond.

Collectie Frits Gerdessen

Telegram betreffende de noodlanding van een Engels DH-9 bij Koudekerke op 16 augustus 1918, interneringsnummer 69

Het door de bemanning overboord gegooide fototoestel werd de volgende dag al gevonden. De transportkosten voor het naar Soesterberg vervoeren van het vliegtuig werden aanvankelijk aan de Verenigde Staten in rekening gebracht aangezien luitenant Harris een Amerikaan was. Daar het echter een Engels toestel betrof, verzocht het Amerikaanse State Department deze kosten, totaal 20 gulden, ten laste van de Britse regering te brengen.

Ervaring

Al met al is duidelijk dat de internering van buitenlandse militaire vliegtuigen in de Eerste Wereldoorlog niet alleen positief is geweest voor de opbouw van de Nederlandse luchtvaartafdeling, de latere luchtmacht qua aanwas van vliegtuigen, maar zeker ook qua ervaring voor de monteurs en piloten vanwege de diversiteit aan materiaal.

Foto Gemeentearchief Vlissingen, collectie Dert

DH-9 B.7623 ‘L’ landt bij Koudekerke. Let op meisjes in Walcherse klederdracht achter de vleugel.

Auteur Toon Franken (geboren Bergen op Zoom, 1955) werkt sinds 1980 bij het Zeeuws Archief (voorheen Rijksarchief in Zeeland) in Middelburg en publiceerde diverse artikelen over de Eerste Wereldoorlog, met name over de internering van vliegtuigen en hun bemanningen die in Zeeland een noodlanding moesten maken. In 1997 publiceerde hij een artikel in De Spiegel (Vlissingen) over buitenlandse militaire vliegtuigen die in de periode 1914-1918 op Walcheren zijn geland of neergestort.