Begin 1915 wordt door Henri Wiessing de Nieuwe Amsterdammer opgericht. Wiessing was ontslagen als redacteur bij de Groene Amsterdammer omdat hij te radicaal was in zijn opvattingen. Hij weigerde gehoor te geven aan het verzoek van de Nederlandse regering aan de nieuwsbladen om publicaties over de oorlog te censureren om de neutraliteit van het land niet in gevaar te brengen. Met de Nieuwe Amsterdammer wil Wiessing de realiteit en de gruwel van de oorlog laten zien aan de lezers door middel van sterk kritische teksten en prenten. Elke week staat een grote spotprent op de voorpagina van de bijlage, onder andere van Jan Sluijters, Piet van der Hem en Willie Sluiter. Eerstewereldoorlog.nu licht deze prenten van honderd jaar geleden wekelijks uit.

8 april 2016

“DE DUURTE DER LEVENSMIDDELEN
Minister Posthuma: — Lieve menschen, ga jullie dan ook op je oorlogswinst staan!”

De Nieuwe Amsterdammer, nr. 68, 15-05-1916 (Bron: Huis Doorn)

In deze spotprent wordt kritiek geleverd op Folkert Evert Posthuma, minister van Landbouw, Nijverheid en Handel tijdens de Eerste Wereldoorlog. We zien hem op deze prent als een ober met een dienblad vol warm eten en flessen drank. Hij rijkt het dienblad aan mannen en vrouwen in nette kleding aan, terwijl hij neerkijkt op een groep hongerige burgers. De net geklede, welgestelde mannen en vrouwen zitten op zakken met geld, bedrukt met ‘Oorlogswinst’, waardoor ze bij het dienblad van Posthuma kunnen. De minister roept naar het volk dat als zij ook gebruik maken van hun oorlogswinst, dat zij ook van het lekkere eten kunnen genieten. Deze prent verbeeldt de kloof tussen arm en rijk, de ongelijke verdeling van voedingsmiddelen en de onvrede hierover onder het volk.

Minister Posthuma had een zeer slechte reputatie. Hij werd bespot en gehaat sinds het begin van de Eerste Wereldoorlog. In het najaar van 1914 bepaalde hij bijvoorbeeld dat in het kader van zuinigheid witbrood zoveel mogelijk moest worden vervangen door bruinbrood, het zogenaamde regeringsbrood. Binnen het beleid van Posthuma konden boeren en tussenhandelaren grote winsten maken met het exporteren van goederen naar Duitsland (Zie ook ‘Het Nederlandsche varken en de minbedeelden’). Het aanbod van goederen binnen Nederland kwam door de omvang van de export in het geding. Daardoor ontstond grote onvrede over de dreigende schaarste, de ongelijke verdeling van goederen en de winst die exporteurs maakten in het nadeel van het hongerlijdende volk. De oorlogswinstmakers, of OW-ers, en minister Posthuma groeiden uit tot de meest gehate Nederlanders tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het ging critici niet alleen om de wijze waarop de winst werd gemaakt, maar om de manier waarop de nieuw vergaarde rijkdom werd geëtaleerd, zoals te zien is op de prent hierboven.

(Bron: Paul Moeyes, Buiten Schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914–1918 (Amsterdam 2001), hoofdstuk 7: Tussen hamer en aambeeld: blokkade & distributie 1916–1918)