door Hans van Lith

Albert Hahn (1877- 1918) – zoon van een Groningse lijstenmaker en decoratieschilder - is misschien wel onze meest bekende (socialistische) politieke tekenaar uit het begin van de twintigste eeuw. Al vroeg ziet Hahn in zijn tekenpen een middel bij uitstek om de arbeidersbevolking te bereiken met socialistische denkbeelden en idealen. Hij ontwerpt diverse boekomslagen en affiches en krijgt grote bekendheid door zijn tekening over de Spoorwegstaking van 1903: ‘Gansch het raderwerk staat stil als uw machtige arm het wil’. Hahn tekent voor diverse bladen maar vooral voor het dagblad Het Volk van de SDAP.

Afbeelding: Zelfportret 1905

Sinds de oprichting in 1902 van ‘De Notenkraker’ - de zondagsbijlage van deze krant – levert hij hieraan wekelijks getekende bijdragen. Als hij op nog jonge leeftijd sterft laat hij een groot oeuvre van ruim 4000 politieke prenten na. Hijzelf sprak het liefst over ‘politieke spotprenten’, maar dat werd al tijdens zijn leven discutabel geacht, omdat van spot in veel werk helemaal geen sprake was. Hahns (stief)zoon – met wie hij een uitstekende band had – tekent later onder de naam Albert Hahn jr.

Politiek tekenaar Albert Hahn is sterk begaan met de slechte sociale toestanden van de arbeidersbevolking in ons land en in andere landen. In zijn politieke prenten trekt hij hiertegen ten strijde. Daarin betrekt hij uiteraard ook de Nederlandse politieke situatie en de kerk. Behalve misstanden die hij aan de kaak wil stellen, is met name de anti-revolutionaire politicus Abraham Kuiper geregeld doelwit. Hahn heeft een uitgesproken eigen stijl. Deze wijkt nogal eens af van het – soms wat ‘moeilijker’ - werk van tijdgenoten als Ramaekers, Sluijters, Jordaen en Braakensiek . Hij werkt met harde zwarte lijnen en tekent eenvoudige direct begrijpelijke voorstellingen, met simpele bijschriften. Begrijpelijk, ook voor mensen met weinig opleiding.

Verdun (1916) kreeg het bijschrift: “Tot hoever zijn wij nu gevorderd mijn, jongen?””Tot zoover u dooden ziet, Vader”

In augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Hahn is bitter teleurgesteld dat de internationale solidariteit van de Franse en Duitse sociaal-democraten niet groot genoeg is om zich eendrachtig tegen de oorlog te verzetten. Zij marcheren, zodra het bevolen wordt. De komende jaren, tot zijn dood, is WO I een van zijn belangrijkste, zo niet het belangrijkste, onderwerp van zijn tekeningen en de onderschriften die hij erbij maakt. Hahn kiest nooit partij voor de Centralen of de Entente, maar keert zich tegen de oorlog als zodanig. Dié is de vijand van het volk en die pakt hij aan. Door het uitbeelden van de oorlog zelf, het lijden van de soldaten in de loopgraven, de vernielingen van hele landstreken. Maar óók door scherpe kritiek op wat hij ziet als de oorzaken en drijfveren achter het gewapende conflict: het militarisme, het klerikalisme (kerk) en het kapitalisme. Tevens zet hij de machthebbers, politici, militaire leiders, industriëlen enzovoort die hij verantwoordelijk houdt, genadeloos te kijk.

Het zijn bittere prenten. Zoals die van een verdrinkende vrouw met haar baby in de armen, die hij maakt na het torpederen van het passagiersschip Lusitania in 1915. Of die uit 1916 van het slagveld van Verdun, waar de Duitse keizer aan de kroonprins vraagt hoever de opmars is gevorderd. De kroonprins antwoordt: ‘Tot zover u doden ziet, vader’. Maar ook de benarde positie van Nederland tussen de strijdende partijen en de ‘volgevreten’ oorlogswinstmakers en zwarthandelaren zijn soms onderwerp. Zijn laatste tekening toont het militarisme in de vorm van de geharnaste dood bij een stuk veldgeschut. Op de achtergrond strekt zich een onafzienbaar veld uit vol grafkruisen. Als bijschrift schrijft Hahn: “Na vier jaar oorlog zegt het militarisme: ‘Blijf op mij vertrouwen. Vlug werk ik niet, maar de vrede die ik eindelijk zal brengen, zal een zéér volkomene zijn.’ “.

Bij de torpedering van de Lusitania: ‘Afscheidsgroet aan de beschaving’

De prent wordt 3 augustus 1918 in De Notenkraker gepubliceerd, maar Albert Hahn maakt dat niet meer mee. Hij sterft, nog vrij plotseling, als gevolg van rug-tbc in de middag van diezelfde dag. Op 6 augustus 1918 wordt hij onder enorme belangstelling begraven op de Oosterbegraafplaats in Amsterdam.

Bronnen:

  • De Notenkraker (diverse numers)
  • Van der Heijden, Marien,’Albert Hahn’, 1993, ISBN 90 6005 383 4
  • Hahn jr., A. ‘Prenten van Albert Hahn Sr. een keuze uit zijn werk’, Uitg. H.J.W. Becht Amsterdam, 1928
  • Lith, H.A. van , ‘Albert Hahn, politieke prenten 1914-1918’, uit: Opgediept Verleden III, uitgave Western Front Association, Utrecht, 1996