Kees Ribbens recenseert in deze blog het stripboek 'De grote slachting 1914-1919' van Tardi en Verney. De hoofdpersoon voert de lezer langs het oorlogsenthousiasme uit de vroegste dagen van de oorlog in zowel Parijs als Berlijn, waarna hij de lezer al snel confronteert met de harde werkelijkheid waarin manschappen aan beide zijden sneuvelen.

door Kees Ribbens (NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies/Erasmus Universiteit Rotterdam)

De eerste wereldoorlog in strips

In de aanzwellende productie stripverhalen over de Eerste Wereldoorlog neemt het werk van Jacques Tardi een vooraanstaande plaats in. Toen de Grote Oorlog nog lang niet de ruimschootse aandacht kreeg die kenmerkend is geworden voor het huidige centenaire werkte hij al gestaag aan een stripoeuvre waarin de rauwe werkelijkheid van het strijdverloop in Frankrijk centraal stond. Recent verscheen een Nederlandse vertaling van zijn stripalbum Le dernier assaut. Deze jongste publicatie sluit vrij naadloos aan bij zijn eerdere werk.

Een belangrijke bouwsteen in het door Casterman zorgvuldig uitgegeven oeuvre wordt gevormd door het nog altijd leverbare album De Grote Slachting 1914-1919. De titel laat geen misverstanden bestaan over de manier waarop Tardi naar de Eerste Wereldoorlog kijkt, terwijl de jaartallen lijken te benadrukken dat er een historisch overzicht wordt geboden. Inderdaad wordt de lezer in het bestek van ongeveer negentig bladzijden meegevoerd langs een panorama dat wordt verdeeld over de vijf oorlogsjaren en het jaar 1919. De hoofdstukken openen telkens met twee patriotistische, zoniet propagandistische citaten van Franse tijdgenoten. De verheven en al te enthousiaste toon van deze zinnen staat in sterk contrast met de verbeelding van de oorlog zoals Tardi ons laat zien.

De voorkant van De Grote Slachting 1914-1919

verbeelding van een hel op aarde

Hoofdpersoon is een naamloze metaaldraaier uit het 20e arrondissement van Parijs die met een continue mondelinge toelichting zijn ervaringen vanaf de mobilisatie belicht. Hij voert de lezer langs het oorlogsenthousiasme uit de vroegste dagen van de oorlog in zowel Parijs als Berlijn, waarna hij de lezer al snel confronteert met de harde werkelijkheid waarin manschappen aan beide zijden sneuvelen. Al voor het zover is, heeft de Franse soldaat in zijn begeleidende tekst duidelijk gemaakt hoezeer hij afkerig is van de alom aanwezige geestdrift voor de aanstaande strijd.

Naarmate de geschiedenis van de strijd aan het Westelijk front zich verder ontrolt wordt de pessimistische overtuiging van de anonieme soldaat steeds meer bevestigd. De oorlogshandelingen in de loopgraven, die in latere decennia zouden uitgroeien tot symbool van een hel op aarde, worden uitvoerig en aangrijpend in beeld gebracht. Zoals de gevolgen van de oorlog nietsontziend waren voor mens, dier en landschap, zo brengt Tardi ook het gewelddadige gewoel zonder noemenswaardige terughoudendheid voor het voetlicht.

In dit stripverhaal zijn bommen en granaten geen abstracties maar concrete wapens die op grote schaal menselijke ellende veroorzaken. Afgerukte ledematen worden zonder opsmuk getoond evenals de lijken die door maden en vliegen worden opgegeten. Het grauwe en sombere bestaan in en achter de loopgraven schetst Tardi vooral in grijstinten, al begint hij zijn verhaal veel kleurrijker. Nadat de kleur verdwijnt uit enkele losse kaders domineren vervolgens de grauwe maar daardoor niet minder aansprekende bladzijden. Zijn tekenstijl past daar uitstekend bij en werkt in alle somberheid zeer krachtig. Pas bij een parade ter gelegenheid van de wapenstilstand keert kleur eind 1918 uitbundig doch kortstondig terug – maar het is moeilijk om daar dan nog vreugde of opluchting bij te ervaren.

Afbeelding uit het boek De Grote Slachting 1914-1919

Ondanks het betrekkelijk uitvoerige commentaar van de vertellende hoofdpersoon krijgt de lezer weinig grip op diens bestaan, beiden lijken daarmee in zekere zin veroordeeld tot een positie aan de zijlijn. De naamloze soldaat is echter wel degelijk begaan met zijn lotgenoten, zo nu en dan ook wanneer deze als vertegenwoordiger van de vijand verschijnt. Maar opmerkelijk genoeg treedt er in de geestesgesteldheid van de hoofdpersoon nauwelijks enige verandering op in de loop van het verhaal, hooguit worden zijn gevoelens - veelal enigszins onderkoeld verwoord - versterkt door de aanhoudende miserie van het uitzichtloze conflict. In zijn taalgebruik schuilt nog enige variatie – soms spreekt hij over moffen dan weer over Duitsers, een enkele keer over Hunnen – maar de eenduidigheid van een achteraf gestolde visie op de gebeurtenissen lijkt te overheersen.

Ontsteltenis en pessimisme

Het geschetste panorama is veelzijdig, voert langs de koloniale troepen van Fransen en Britten, toont zowel de luchtoorlog als de inzet van de eerste tanks, attendeert op de gasoorlog en brengt evenzeer de komst van de Amerikanen in 1917 in beeld. Het als muiterij opgevatte gemor van uitgeputte Franse militairen, door een rigoreuze legerleiding beantwoord met de inzet van fusilladepelotons, wordt treffend gevisualiseerd met het portret van een hoge officieren tegen de achtergrond van opeengestapelde skeletten en doodshoofden.

Daaruit, en uit diverse andere voorbeelden van verachting en onbegrip, spreekt niet alleen de kloof tussen leidinggevenden in de krijgsmacht en de nederige uitvoerders in de loopgraven maar evenzeer de woede van Tardi over de ongekende aantallen levens die geofferd werden. Lezing van De Grote Slachting kan eigenlijk niet tot iets anders leiden dan ontsteltenis over het feit dat mensen systematisch in staat bleken elkaar deze gruwelen aan te doen. Pessimisme is derhalve gerechtvaardigd. Maar de identificatie van de auteur met de gewone man in de loopgraaf - die in de ronduit erbarmelijke omstandigheden cynisch is over zijn superieuren, over de regering, over de kerk en het grootkapitaal, over de propaganda, wellicht zelfs over iedereen die in relatieve veiligheid denkt te verkeren – biedt weinig tot geen houvast voor de lezer die zich afvraagt waaruit de aanvankelijke of uiteindelijke motivatie van de verschillende geledingen uit de strijdende partijen dan toch bestond.

De achterkant van het boek De Grote Slachting 1914-1919

verrijking van het geschiedbeeld

Tardi claimt niet als historicus op te treden maar de kloeke titel van zijn boek wekt niettemin die suggestie van een historisch standaardwerk. Zijn stripverhaal is een onmiskenbare verrijking van het geschiedbeeld, ook omdat hij in het laatste hoofdstuk over 1919 duidelijk maakt hoezeer de oorlog ook na de wapenstilstand doorwerkte. Daar spreekt de verteller rechtstreeks tot uiteenlopende individuele ooggetuigen van de oorlog, zowel overlevenden als omgekomenen, soldaten en burgers, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen, officieren en soldaten, Fransen en Duitsers. Deze impressies zijn gebaseerd op een gedegen documentatie. Maar de zwart-wit weergave die recht wil doen aan de wrange ervaringen van de gewone man gaat daarmee voorbij aan de soms complexe motieven van degenen die de strijd aanvingen en gaande hielden en aan de opvattingen en ideologieën waaraan burgers en soldaten ondanks alles toch enig, ongetwijfeld wisselvallig geloof hechtten.

De grote slachting is voorzien van een ruime bijlage (bijna 40 pagina’s) waarin Jean-Pierre Verney de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog in een ruimer internationaal kader plaatst. Deze tekst draagt, zij het vooral vanuit een Frans perspectief, bij aan een beter begrip van de hoofdlijnen van het conflict maar brengt het perspectief van de miskende frontsoldaat niet in evenwicht met een genuanceerde visie op de destijds relevante motieven van de heersende klasse. Korte staatjes per jaar noemen de belangrijkste veldslagen en sommen bovenal de aantallen doden, gewonden en vermisten op per land. De daarbij verspreid afgedrukte zwartwit foto’s onderstrepen de realiteit van de door Tardi treffend verbeelde geschiedenis maar slagen er niet in de lezer op even krachtige wijze in het verleden te trekken. Met de overtuigingskracht van Tardi’s beeldverhaal is het dan ook moeilijk concurreren.

boekinformatie

Tardi en Verney, De grote slachting 1914-1919 (Casterman 2010) 134 blz. ISBN 978-90-303-6356-9

  • Volgende week te lezen op de blog van EersteWereldoorlog.nu: de boekbespreking van Kees Ribbens over De Laatste Aanval van Tardi i.s.m. Dominique Grange en Accordzéâm.

Kees Ribbens is onderzoeker bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.