‘97 unknown British seaman of the great war 1914-1918’, vermeldt de steen. Een massagraf met niet geïdentificeerde slachtoffers van een zwarte dag uit de Britse maritieme geschiedenis. Daarnaast nog graven van vijftien zeelieden die wel geïdentificeerd konden worden; bij elkaar 112 man, alle afkomstig van de pantserkruisers HMS Cressy, HMS Aboukir en HMS Hogue. Deze schepenbehoorden tot de Britse Southern Force, een eenheid die bestond uit lichte kruisers, torpedobootjagers en onderzeeboten. Hun taak was, het beveiligen van de zuidelijke Noordzee.

De drie kruisers patrouilleerden op 22 september 1914 langs de Nederlandse kust met een telage snelheid en niet zigzaggend zoals de regels voorschreven. Na díé dag zouden ze voortaan slechts in één adem worden genoemd: Aboukir, Cressy, and Hogue. Op 22 mijl uit de kust van Scheveningen werden, in één uur tijd, de drie kruisers door torpedo’s van de Duitse onderzeeboot U9 tot zinken gebracht. Drie Britse kruisers op leeftijd met, als pikant detail, dat de Cressy het eerste schip in zijn klasse was:gepantserd met Krupp staal. Het mocht niet baten. De Aboukir werd het eerst geraakt. De commandant verkeerde in de veronderstelling dat het schip op een mijn gelopen was en seinde naar de andere twee dat ze te hulp moesten komen. Toen hij zijn vergissing inzag was het te laat. De Cressy en de Hogue maakten het de commandant van de U-boot daarmee wel heel makkelijk. Nog niet eerder verloor de Britse marine zo snel drie schepen en meer dan 1.400 opvarenden. Aan de Nederlandse kust spoelde een groot aantal van hen aan. Ze werden begraven zo dicht mogelijk bij de plek waar ze aanspoelden, in Vlissingen, Haarlem, NoordwijkDen Haag en in ’s-Gravenzande.

Ruim 800 opvarenden werden gered en door Engelse en Nederlandse schepen aan de wal gebracht. Aanvankelijk werden deze lieden geïnterneerd maar dat was ten onrechte. Ze waren immers door neutrale schepen gered en zonder tussenkomst van oorlogvoerende partijen in Nederland aangekomen. Het oorlogsrecht bepaalde in dit geval dat ze niet geïnterneerd hoefden te worden; ze mochten, zeer tegen de zin van de Duitsers naar huis. De gehele Duitse onderzeebootbemanning werd onderscheiden met het IJzeren Kruis. Een Britse overlevende oordeelde mild over de Duitse commandant van de U-boot, Kapitänleutnant Otto von Weddigen ‘Von Weddigen was waarschijnlijk in het bezit van een sportief karakter – iets wat de meeste van hun onderzeebootkapiteins niet hadden – omdat hij de typisch Duitse gewoonte angst te zaaien onder de overlevenden, naliet. In ons geval had hij dat makkelijk kunnen doen, maar hij deed het niet.’ Von Weddigen haalde het eind van de oorlog niet, hij sneuvelde in 1915.

BRON

  • Roodt, Evelyn de,:Oorlogsgasten : vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zaltbommel 2000, pag. 95
  • Ruis, D. & Noort, P. van, De ondergang van het 7th Cruiser Squadron, uitgave stichting ‘Fort aan den Hoek van Holland’. Hoek van Holland 1995.

BRON TEKST

De tekst is afkomstig uit de publicatie Tastbare herinneringen 1914-1918. Uitgave: Western Front Association Nederland , 2008 Samenstellers: Marius van Leeuwen, Alfred Staarman.

Foto: Trudy den Hollander

Gemeentelijke begraafplaats Beukenhage, Naaldwijkseweg 101A, 's-Gravenzande

Zie ook