Battlefieldtour Somme
Op 2, 3 en 4 december hebben geschiedenisstudenten van de Universiteit van Amsterdam een excursie gemaakt naar de Somme. Onder begeleiding van Willem Melching hebben zij herinneringsplekken van de Eerste Wereldoorlog bezocht: slagvelden, loopgraven, kraters, monumenten en oorlogskerkhoven. In deze blog worden drie interessante sites besproken.
door Bert Slenders, in overleg met Willem Melching
Slag bij de Somme
Afgelopen jaar was het 100 jaar geleden dat de Slag bij de Somme plaatsvond. Om een doorbraak te forceren en een einde te maken aan de stellingenoorlog in de loopgraven openden de Britse en Fransen troepen op 1 juli 1916 een aanval op de Duitse stellingen. De aanval vond plaats over een gebied van ongeveer 30 kilometer ten noorden van de rivier de Somme. Deze plek was uitgekozen voor het offensief, omdat hier de Britse en Franse verdedigingslinies samenkwamen. Met een gemeenschappelijk offensief probeerde de legerleiding het moreel van de troepen op te krikken. Bovendien had het Franse leger enorm te lijden onder de Duitse aanval op Verdun, die in februari 1916 was ingezet. Met de tegenaanval bij de Somme wilden de geallieerden de druk op het Franse leger verlichten.

Willem Melching tijdens zijn uitleg
De aanval was niet zo succesvol als gehoopt. De meeste kanonnen waren niet sterk genoeg om de Duitse ondergrondse bunkers te vernietigen, de prikkeldraadversperringen bleven intact en door de vele beschietingen was het gebied onbegaanbaar geworden. Toen de Britten en Fransen uit hun loopgraven klommen, hadden de Duitsers hun stellingen alweer betrokken en konden ze de aanvallen afweren. Aan het eind van de dag waren er alleen al aan Britse zijde 20.000 doden en 40.000 gewonden en vermisten te betreuren.
Hoewel de aanval slecht uitpakte, wilde de legerleiding van geen opgeven weten. Na drie maanden tijd was tien kilometer terreinwinst geboekt, maar de Britten waren nog steeds zes kilometer verwijderd van Bapaume, het dorpje dat op de eerste dag al ingenomen had moeten worden. In totaal zijn er in drie maanden tijd meer dan 1 miljoen soldaten gesneuveld: ongeveer 400.000 Britten, 250.000 Fransen en 650.000 Duitsers.
Lochnagarkrater
Tijdens de reis van studievereniging Kleio zijn er verschillende plekken bezocht die een belangrijke rol hebben gespeeld in de Slag bij de Somme, waaronder de Lochnagarkrater: een krater met een doorsnede van 100 meter en een diepte van zo’n 30 meter.
Deze krater was het resultaat van het startsein van de Slag op 1 juli 1916. Maandenlang hadden Britse mijnwerkers erover gedaan om een tunnel te graven richting de Duitse stellingen, die vervolgens werd volgestopt met 27.000 kg springstof. Deze springlading werd tot ontploffing gebracht, met als doel het ontwrichten van de Duitse stellingen en het creëren van een verdedigingswal voor de aankomende Britse troepen.
In totaal werden er op 17 verschillende plekken van deze springladingen tot ontploffing gebracht. Omdat enkele ladingen te vroeg de lucht in gingen, werden de Duitsers op tijd gewaarschuwd voor de komende aanval. Andere gingen juist te laat af, waardoor Britten het slachtoffer werden van hun eigen explosieven.

Lochnagarkrater
Beaumont-Hamel Newfoundland Memorial
Ook gingen wij naar het Beaumont-Hamel Newfoundland Memorial. Dit is één van de plekken waar de aanval werd ingezet door de Canadezen (Newfoundlanders genoemd). Op 1 juli 1916 om 9.15 uur kreeg het Newfoundland Regiment bevel om het niemandsland over te steken en de Duitse stellingen te veroveren. Het regiment bevond zich in een loopgraaf achter de Britse frontlinie, maar kon zich niet naar de frontlinie begeven omdat de verbindingsloopgraven waren bezaaid met doden en gewonden van de eerdere aanvalsgolven.
De commandant beval het regiment om uit de loopgraven te klimmen en naar de frontlinie te lopen. De Newfoundlanders liepen zo direct in het vizier van de Duitsers, die het vuur openden. Een groot gedeelte van het regiment sneuvelde of raakte gewond voordat de Britse frontlinie werd bereikt. De overgebleven soldaten moesten een opening maken in de Britse prikkeldraadversperringen, waarbij opnieuw vele slachtoffers vielen. Uiteindelijk kon een fractie van het regiment het niemandsland betreden, maar weinigen zijn voorbij de Danger Tree gekomen, de boom die in het midden van het niemandsland stond.
Binnen 15 à 20 minuten was ongeveer 85% van het Newfoundland Regiment gesneuveld of gewond. Om 9.45 uur, na een half uur, werd de aanval gestaakt. Slechts 68 van de 800 soldaten die aan de aanval deelnamen, meldde zich de volgende dag voor het appel.

De 'boom die alles zag' op het slagveld bij het Beaumont-Hamel Newfoundland Memorial. Deze boom stond tussen de Britse en de Duitse linies en duidde het midden van het niemandsland aan. Omdat het Duitse vuur op deze plek erg intensief was, werd de boom Danger Tree genoemd.
Pal's Regiments
Tot slot werd er een oorlogskerkhof bezocht van zogenaamde Pal’s Regiments. In Groot-Brittannië heerste tot februari 1916 geen dienstplicht, en op allerlei manieren probeerde men nieuwe rekruten te werven voor de oorlog. Een van de middelen die daarvoor werden aangewend, was de oprichting van de Pal’s Regiments: vriendenclubs, voetbalverenigingen, afdelingen van fabrieken en andere sociale groepen konden zich gezamenlijk aanmelden. Zij zouden dan bij elkaar in een regiment worden geplaatst.
Het voordeel hiervan was dat er in deze regimenten een grote kameraadschap heerste, aangezien de soldaten al jarenlang vrienden of collega’s waren. Het nadeel was dat als er een bloedige slag werd gevoerd, complete vriendenclubs of hele afdelingen van een fabriek in één dag sneuvelden. De impact op het thuisfront was dan ook zeer groot, omdat dorpen soms al hun mannen verloren.